Constitutietypen
Leven met de antroposofie

De constitutietypen – Persoonlijkheidstypen vanuit de antroposofie

In de vorige afleveringen van deze serie over antroposofie voor beginners, kwamen de temperamenten en de planetentypen aan bod, deze keer bespreek ik een andere manier om te kijken naar de mens. Ik begin met, naar mijn mening, betekenisvolle woorden van Steiner:

In het hart weeft het voelen,
in het hoofd straalt het denken,
in de leden werkt het willen.

Wevend in ’t stralen,
werkend in ’t weven,

stralend in ’t werken:
dat is de mens.

Diagnose

Luister deze gehele tekst via YouTube of via je lievelings podcastplatform zoals bijv. Spotify of Apple podcast (iTunes)

Rudolf Steiner beschreef verschillende constitutietypen, die de opvoeder kan helpen kinderen beter te begrijpen en begeleiden in hun ontwikkeling. Het is bij persoonlijkheidstypen altijd belangrijk te benoemen dat een mens een kleurrijk en uniek wezen is, dus nooit passend in hokjes; laat staan goed of fout. Door naar de grondtoon te zoeken die in het kind leeft, zou je meer inzicht kunnen krijgen in de vragen die het kind aan het leven stelt. Vooral het kind dat snel gediagnosticeerd wordt als probleemkind omdat het zich niet op de 'juiste' manier kan voegen in het moderne normaal, zou geholpen kunnen worden als we de vraag stellen: op welke manier verbind jij je als individu met het leven?

In conventionele hedendaagse termen worden problemen in de ontwikkeling van kinderen vaak gezien als een afgesloten proces. Een bepaalde breinfunctie of -disfunctie of een bepaald gedragsprobleem, dus iets wat vast ligt, een model en dus per definitie onbeweeglijk. Interessant is om juist ook te kijken naar het bredere perspectief. Je af te vragen wat de situatie is waarin de mens opgroeit en leeft, in welke vorm zich het anders zijn manifesteert, waarom juist dit kind vatbaar is gebleken voor een bepaalde problematiek en waar de ontwikkelingsmogelijkheden te zoeken zijn.

De constietutietypen hebben te maken met hoe de mens zich met zijn lichaam, ziel en geest met de wereld kan verbinden. Het zijn eigenlijk geen typen maar beelden omdat ze niet als strakke categorieën geïnterpreteerd dienen te worden.

Meer over het drieledige mensbeeld vind je hier.

Denken, voelen, willen

Het gebied van de ziel is daar waar de mens zich via het denken, voelen en willen manifesteert in het leven.

  1. Het denken vindt plaats in de hersenen. In de antroposofie wordt het gebied van het denken ook wel het zenuw-zintuiggebied genoemd. Onze menselijke bovenpool.
  2. Het voelen behoort tot onze middenpool. Het is ons ritmische gebied van onze ademhaling, de hartslag en de daarbij horende bloedsomloop.
  3. Het willen, wat zich uit in ons actieve handelen, zien we het meest concreet in onze ledenmaten die iets letterlijk in de wereld kunnen zetten. Maar ook de energiehuishouding van de mens, onze stofwisseling, wordt tot het wilsgebied meegerekend. Het in onze menselijke onderpool.

Is er een disbalans in deze drie gebieden, dan komt dat tot uiting op een psychische of fysieke manier. Zijn de gebieden in balans dan kan de mens zich gezond ontwikkelen. Dan is de mens volledig mens.

In het hart weeft het voelen,
in het hoofd straalt het denken,
in de leden werkt het willen.

Wevend in ’t stralen,
werkend in ’t weven,

stralend in ’t werken:
dat is de mens.

Daar waar de planetentypen werkzaam zijn op de individualiteit van de mens, de temperamenten werkzaam zijn in het gevoelslevens en de aard van hoe mensen handelen, zijn de constituties zichtbaar tot in het fysieke lichaam.

Constitutiebeelden heilpedagogiek

Rudolf Steiner beschreef voor de heilpedagogiek, de zorg voor mensen met een beperking, 6 verschillende constitutietypen die in te delen zijn in de volgende 3 polariteiten in samenhang met die bovenpool, middenpool en onderpool:

  1. Denken: Het niet kunnen vergeten of dwangmatig vasthouden (zwavelarm/ijzerrijk) tegenover het zich niet kunnen herinneren (zwavelrijk/ijzerarm)
  2. Voelen: Gestuwd (verkrampt/epileptisch) tegenover uitvloeiend (hysterisch)
  3. Willen: Onbeweeglijk tegenover overbeweeglijk.

Hoe deze constitutietypen zichtbaar zijn in de mens en hoe je mensen kan begeleiden met problemen daarmee, lees je bijvoorbeeld in ´Psychiatrie, disbalans in de samenhang van de wezendelen´ geschreven door E. Beemster of in deze uitgebreide samenvatting of deze wat kortere samenvatting.

Constitutiebeelden vrijeschoolpedagogiek

Daarnaast zijn er nog de volgende constitutiebeelden die Rudolf Steiner gaf als ondersteuning voor de leraren op vrijescholen.

  1. Groot- en kleinhoofdige kinderen,
  2. Aardegerichte- en kosmisch georiënteerde kinderen,
  3. Fantasierijke- en fantasiearme kinderen en
  4. Te licht- en te diep geïncarneerde mensen.

Deze beelden staan in nauwe samenhang met het vierledig mensbeeld en de ontwikkeling van de mens in de zevenjaarsfasen. De eerste polariteit is zichtbaar in het fysieke lichaam, de tweede in het etherisch lichaam, de derde in het astraallichaam en de vierde in de Ik-organisatie. Het groot- en kleinhoofdige kind is een interessante polariteit om in de eerste zevenjaarsfase te bekijken, de tweede polariteit in de fase van 7 t/m 14 jaar, de derde in de fase van 14 t/m 21 jaar en de vierde polariteit in de fase van de volwassenwording van 21 tot 28 jaar.

Een uitgebreider artikel hierover vind je bijvoorbeeld hier. Daar vind je een samenvatting van het werk over dit onderwerp, van Michaela Glöckler, antroposofisch kinderarts.

In dit artikel zal ik nog wat dieper in gaan op het groothoofdige- en kleinhoofdige kind. De beelden die in de kleuterfase van het kind op vrijescholen soms kunnen helpen beter inzicht te krijgen in de persoonlijkheidsontwikkeling en de ontwikkelingsvragen van het kind.

Groot- versus kleinhoofdige kinderen

Kleine kinderen hebben nog een relatief groot hoofd in verhouding tot het verdere lichaam. Terwijl bij een volwassene het hoofd slecht 1/8 deel beslaat van het lichaam, is bij de baby het hoofd nog 1/4 deel en in de kleuterleeftijd ongeveer 1/6 deel. Maar niet alle kinderen zijn gelijk. Sommige kinderen neigen naar een smallere gestalte met een relatief klein hoofd en sommige kinderen naar een eerder ronde gestalte met een relatief groot hoofd. Zouden die verschillen ons iets kunnen zeggen over de innerlijke belevingswereld van het kind?

Groothoofdig
Bij kinderen waarbij de bovenpool groter ontwikkeld is in verhouding tot de rest van het lijf, zou je kunnen zien dat die zenuw-zintuigpool niet goed integreert met de rest. Het Ik en het astraallichaam krijgen onvoldoende grip in het denken, waardoor kinderen wat dromerig zijn. Het groothoofdige kind beweegt wat onbewust, rustig en is niet zo'n held in het zich concentreren en differentiëren.

Groothoofdige kinderen zijn de kinderen die je het meest ziet genieten van eindeloze herhalingen, van spelletjes, gezelligheid, een harmonisch stemming. Het zijn de kinderen die houden van voorspelbaarheid en lekker, vaak hetzelfde en makkelijk te verteren eten. Als deze kinderen koorts krijgen dan zijn het flinke kacheltjes. Het zijn de fantasierijke kinderen met een rijk zielenleven en een luchtig gemoed.

Kleinhoofdig
Bij kleinhoofdige kinderen zie je een compleet ander type kind. Deze kinderen hebben veel sneller de kleuterverhouding, waarbij het hoofd 1/6 deel van de gehele lengte inneemt. Het kind is vaak lang en bijna mager. Men zegt dat het Ik en het astraallichaam niet voldoende grip hebben op het metabolisme, waardoor metabolistische processen ongecontroleerd veel energie onttrekken aan de mens.

Kleinhoofdige kinderen zien en horen alles. Ze nemen de wereld tot in de kleine details waar en vinden het bij het slapengaan moeilijker de dag en alle gebeurtenissen los te laten. Het zijn de wat gespannen kinderen, kinderen met weinig verbeeldend vermogen, die een dunne huid hebben, wat schrikachtig en die soms neigen tot een onbestendig gemoed.

Ondersteuning
De twee typen zijn natuurlijk de extremen. Als beeld zou je voor deze uitersten de winter en de zomer kunnen nemen. Het groothoofdige kind past bij het beeld van de zomerstemming en het kleinhoofdige kind past bij het beeld van een winterstemming.

Ter ondersteuning van kinderen zou je de tegenovergestelde stemming kunnen inzetten. Daar waar het ene kind uitvloeit in warmte, zou kou kunnen helpen. En daar waar het andere kind wat krampachtig kouwelijk is, kan juist overvloedige warmte helpen. Kou en warmte, letterlijk in de vorm van een warme kruik of een koude wassing in de ochtend.

Ook in de voeding kan je kinderen helpen. Zoete (niet in snoep) voeding kan het kleinhoofdige kind helpen, terwijl het groothoofdige kind meer gebaat is bij zout of zelfs zuur. Een likje van een citroen werkt samentrekkend en helpt om weer even flink bij jezelf te komen. Wel eens geprobeerd?

Tot zover dit onderwerp. Is je interesse gewekt? Dan zijn hier artikelen om verder te lezen!

Het drieledig mensbeeld en de zes constituties vanuit de perspectief van de psychiatrie.
Helend opvoeden - De constituties

Groothoofdig- en kleinhoofdige kinderen - Winter en zomerstemming van Loïs Eijgenraam
Je kind beter begrijpen - Ieder kind zijn eigen constitutie, een boek van Loïs Eijgenraam

6 reacties

  • Mariska

    Hoi Evelien,
    Dank je wel voor al je fijne afleveringen en vooral deze…
    Wat mooi om zo eens anders te kijken naar mijn dochter.
    Idd een klein hoofd, mager en echt nog een peuter, maar vaker dan eens vragen mensen hoe oud ze is. Als ik dan zeg dat ze pas 3 is wordt vaker dan eens gezegd dat ze dachten dat ze ouder is…N. is in de winter geboren, maar in de lente/zomer ontwikkeld ze zich.
    Zoet eten of eten dat simpel in elkaar zit gaat er makkelijker in dan eten dat door elkaar zit of pittig/ zuur is.
    Ik vind het leuk nu te weten, waarom dit is. Dank je wel. Ik luister graag naar jou podcast en verdiep me vaker ook dan verder als ik er meer over wil weten. Dus bijdeze dank je wel! Groetjes Mariska

  • Linda

    Dag Eveline, dank voor deze uiteenzetting van de constituties. Wat me nog niet helemaal duidelijk is, is een kind altijd een van de twee tegenpolen of slechts een van de 6 genoemde dingen? Dus bijvoorbeeld en kleinhoofdig en fantasiearm en kosmisch? Of is het zoals bij de temperamenten dat je een van de dingen overwegend bent met een vleugje van de andere omschrijvingen? Hoor het graag.

    • Eveline Clignett

      Ha Linda,

      ik heb je vraag al een klein beetje verwerkt door in de tekst een kleine aanpassing te doen. De tegenpolen zijn als het ware blikrichtingen voor in de verschillende fases. In de kleutertijd kan je kijken naar het groothoofdige en kleinhooefdige kind. Je kan het als een geleidellijke schaal zien, waarbij de extremen eerder karikaturaal zijn. Je stelt eerder een neiging vast om het kind eventueel te kunnen helpen.
      Ik ken natuurlijk niet je leeftijd, maar wij als volwassenen zijn het dichtst bij de fase van te diep of te licht geincarneerd zijn. Het kan interessant zijn om eens naar jezelf te kijken en je af te vragen, waar lig ik op die lijn tussen die twee uitersten?

      Hopelijk heb ik je vraag goed kunnen beantwoorden.

      Hartelijke groet, Eveline

  • Linda

    Hoi! Dank voor je snelle antwoord. Wat ik eigenlijk bedoel is als je deze vorm van kijken naar het kind gebruikt (bijvoorbeeld voor een kinderbespreking of andere pedagogische vraag omtrent een kind) kun je dan in al die tegenpolen wat zoeken voor het kind of kijk je maar naar 1 ding wat het beste past bij dat kind? Ik stel deze vraag vanuit een pedagogische vraag/blik op een kind met meervoudige beperking en herken veel van de genoemde dingen. Maar ook wel steeds iets uit beide tegenpolen.

    • Eveline Clignett

      Ik hoop dat ik je nu goed begrijp 🙂 Je kijkt dus afhankelijk van welke leeftijd het kind heeft naar 1 tegenpool. Dus als het kind 8 jaar is kijk je naar de polariteit kosmisch en aardegericht.

      Maar ik begrijp uit je vraag nu dat het gaat om een kind met een meervoudige beperking. Dan kom je bij de heilpedagogiek terecht en dan kan je naar de volgende constitutietypen kijken:

      Denken: Het niet kunnen vergeten of dwangmatig vasthouden (zwavelarm/ijzerrijk) tegenover het zich niet kunnen herinneren (zwavelrijk/ijzerarm)
      Voelen: Gestuwd (verkrampt/epileptisch) tegenover uitvloeiend (hysterisch)
      Willen: Onbeweeglijk tegenover overbeweeglijk.

      Als je het mij vraagt, kan je bij deze beelden wel kijken naar hoe het kind zich laat zien op alle drie de gebieden. Waar dit het probleem en hoe kan ik het kind helpen? Ik zou daarvoor zeker ook het artikel lezen waarvoor ik een linkje plaatste. Als je iets naar beneden scrolt tot het kopje ‘1ste Paar’ dan kan je heel uitgebreid hierover lezen.

      Ik hoop dat ik je nu goed heb kunnen antwoorden, anders hoor ik het wel!

      https://sites.google.com/site/helendleren/home/inhoudsopgaven/pedagogische-achtergrond/wat-is-helend-opvoeden/d-de-heilpedagogische-constituties/het-drieledig-mensbeeld-en-de-zes-constituties-vanuit-de-perspectief-van-de-psychiatrie

      • Linda

        Ja dat is precies hoe ik mijn vraag bedoelde. Ik begon het na het lezen van al die links (super trouwens zeg die site met al die informatie, echt smullen voor mijn vormende antroposofie kennis) al zo te interpreteren. Ik had alleen niet begrepen dat je bepaalde constituties aan bepaalde leeftijden kon koppelen. Zo interessant dit. Steeds een stapje verder….. Dankjewel!

Laat een antwoord achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Ontdek meer van Waldorf Inspiration

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder