Kerst en de geboorte van het licht
Na de vier weken durende adventstijd begint dan op 24 december eindelijk kerstmis. Het grote lichtfeest in de meest donkere tijd van het jaar. Kerstmis is een feest voor gelovigen en niet gelovigen; kerstmis is een feest van samenhorigheid, vrede en de komst van het nieuwe licht.
De geboorte
Volgens de bijbel is kerst het feest ter ere van de geboorte van Jezus. Jezus, de zoon van God, werd geboren in Bethlehem in een stal. 30 jaar later werd hij gedoopt en kreeg de naam Christus. Hij staat aan de wieg van het christendom en stierf op 33 jarige leeftijd. De meeste jaarfeesten die wij in West-Europa vieren zijn christelijke feesten, vermengt met tradities buiten het christendom om.
Vanuit de antroposofie wordt er ook nog op een andere manier naar de geboorte gekeken. Wellicht zouden er zelfs 2 geboortes zijn, meer daarover kan je hier lezen. Steiner zei zelf over hoe men kerst kan vieren: ".... Zo kunnen we Kerstmis een effect laten hebben op onze ziel als een feest van inspiratie, als een viering die zo heerlijk het idee van de oorsprong van de mens naar onze ziel brengt in het heilige goddelijke kind van menselijke oorsprong. Dat licht dat ons in de heilige nacht verschijnt, als symbool van het menselijk licht, op zijn oorsprong, dat licht dat de laatste tijd de lichten van de kerstboom voor ons symboliseert: het is tegelijkertijd, goed begrepen, het licht dat ons de beste, sterkste krachten kan geven voor onze ziel die streeft naar ware, ware wereldvrede, naar ware, ware wereldse zegen, naar ware, ware wereldse hoop.
Laten we ons gesterkt voelen door zulke gedachten over de daden van het verleden, over de vaststellingen van het verleden, gesterkt door wat we altijd nodig hebben in impulsen voor de toekomst: Kerstgedachten, gedachten van herinnering aan de mensheid, oorsprong, gedachten, tegelijkertijd geworteld, om zich te ontvouwen in de echte, de machtigste zieleplant, in de echte menselijke toekomst."
Joelfeesten
De oorsprong van het kerstfeest zoals wij dat nu in onze huidige tradities in Nederland kennen, gaat nog verder terug dan de geboorte van Jezus. De Germanen vierden rond 21 december midwinter- of joelfeesten (Yule) ter ere van de winterzonnewende. Zij gebruikten de spar als vruchtbaarheidsteken en vierden zo de wedergeboorte van het licht. Later adapteerde de kerk de kerstboom als symbool voor de geboorte van het Christuskind.
Santa Claus
De kerstman komt voort uit de Nicolaastraditie. Emigranten die naar Amerika vertrokken namen de kindervriend met rode mantel, baard en cadeautjes mee. Door de huidige zegevierende, materialistische insteek van ons mensen en het uitstekende reclamewerk van CocaCola is de kerstman veranderd tot de geliefde Santa Claus die hij nu is. Hoewel in sommige landen of streken andere heiligen de cadeautjes brengen (Nicolaas in Nederland, Sint Lucia in Italië, het Christuskind in Duitsland of de heilige drie koningen in Spanje), wint de commerciële Santa steeds meer aan populariteit. Op steeds meer plekken is Santa Claus met zijn arrenslee getrokken door rendieren de grote kindervriend met zakken vol cadeaus. De kerstman woont op de Noordpool, alwaar hij wordt geholpen door elfen.
12 heilige nachten
De viering van de zonnewende en kerst is meteen het begin van de 12 heilige nachten. Gedurende die tijd leggen we even het werk stil en is het tijd om op het afgelopen jaar te reflecteren. Wat ging er goed? Wat was moeilijk? Wat willen we meenemen naar het nieuwe jaar? Een mooie traditie is om de plannen op te schrijven en terug te kijken tijdens de volgende kerst. Ook zouden de dromen tijdens deze 12 heilige nachten van belang zijn en is het interessant om elke morgen de dromen op te schrijven. De dromen zouden verwijzen naar dat wat verwerkt moet worden in het afgelopen jaar of geven een voorspelling op het nieuwe komende jaar. In de tijd van de 12 Heilige Nachten staat de hemel een klein stukje open en wellicht ontvang jij wel de boodschappen uit de nacht...
Leestip: Doe mee aan het 12 Heilige Nachten programma dat ik aan bied.
Symbolen
Zoals elk feest, is ook het kerstfeest een feest waar veel symbolen terug te vinden zijn. De kerstboom is tegenwoordig vooral mooi als decoratie, waarbij voor ons de geur van dennengroen in huis, de geur van kerstmis is. Voor de christenen echter, is de boom ook een verwijzing naar de boom van goed en kwaad uit het paradijs. De kerstballen die wij erin hangen zijn het beeld van de verboden appels die Adam en Eva van God niet mochten eten, maar toch aten en daardoor uit het paradijs werden verdreven. 25 december is Adam en Eva dag, niet gek dus dat er zoveel verwijzingen zijn naar de bijbelse verhalen rondom de oorsprong van de mens. De piek of ster boven in de boom verwijst naar de heldere ster die boven de stal in Bethlehem stond.
Is het je ook wel eens opgevallen dat in veel kerstdecoratie rode met witte stippen paddenstoelen worden gestoken? Dat is een oud Scandinavische traditie. De paddenstoelen groeien het liefst onder dennen, berken en sparren. Rendieren schijnen dol te zijn op deze vliegenzwammen. De kerstman aldaar at deze paddenstoelen zelf of dronk de urine van rendieren. Omdat de paddenstoelen een hallucinerende werking hebben, kon de kerstman verbinding maken met hogere werelden.
Kerstmis op de vrijeschool
Op vrijescholen over de hele wereld wordt de kersttijd ingeluid met het kerst- en herdersspel van Oberufer. Een traditioneel kerstcadeautje door leraren voor leerlingen en geïnteresseerden.
In de kleuterklassen en in de lagere klassen wordt naar kerstmis toegewerkt doordat de kinderen een klein kerstspelletje instuderen. Het is een rijke ervaring voor de kinderen om zich te mogen inleven in de verschillende rollen. Kijk maar eens naar het kleine kleutertje dat gedurende de kersttijd die liefdevolle moeder of vader wil zijn van het kindje. En zie met hoeveel vreugde kleine herders ronddansen omdat ze een wonder mogen aanschouwen. Dat is de voeding voor de ziel die vrijescholen de kinderen in de kersttijd hopen mee te geven.
Daarnaast zijn er natuurlijk ook de inmiddels traditioneel geworden kerstontbijtjes die in de klassen worden gehouden ter afsluiting van de schooltijd voor de kerstvakantie.
Antroposofische kerstboom
Met kerstmis kan je natuurlijk heel standaard je boom kort na Sinterklaas in huis halen en versieren, maar je zou het ook anders kunnen doen. Sommige mensen halen de boom pas op de dag van kerstavond in huis en versieren de boom dan met bijzondere tekens, rozen en echte (bijenwas)kaarsen. De boom is daarmee niet alleen een heerlijk, kitschig, pronkstuk in huis met glitter en glans, maar een boom met betekenis.
Een antroposofische kerstboom is versierd met rode rozen en drie witte rozen. De rode rozen symboliseren de dertig aarde jaren van Jezus van Nazareth. De drie witte rozen de drie jaren van Christus na de doop in de Jordaan. Verder wordt de boom vaak versierd met ’kerstboomtekens’. Deze tekens zijn symbolen voor de ontwikkeling van mens en aarde door de verschillende tijdperken heen, zoals er vanuit de antroposofische menskunde naar gekeken wordt.
Het vierkant voor de oud-Indische tijd
De driehoek voor de oud-Perzische tijd
Een tarot voor de Egyptische/Assyrische tijd,
Een tao voor de Griekse/Romeinse tij en
Een pentagram voor het christelijke tijdperk dat ook onze tijd nu is.
Het Alpha- en het Omega-teken aan weerszijden zijn symbolen voor Christus.
De tekens kan je aanvullen met de planetentekens. Die staan voor de grote ritmen waarmee de aarde zich ontwikkelt. Via deze link kan je meer hierover leven en via deze link vind je een werkbeschrijving hoe je de tekens kan maken.
Zo vieren wij Kerstmis
De christelijke viering van kerst is voor onze familie een geschiedkundig gegeven. Wij vieren het nieuwe leven, de geboorte van een kind en het keerpunt in het jaar waar het eindelijk weer lichter wordt. Het oude kerstverhaal is daarbij een prachtig beeld.
1. Ter voorbereiding van het kerstfeest vieren we advent. Voor leuke ideetjes tijdens advent, kijk HIER.
2. Om kerststress te voorkomen heb ik al jaren een vast schema van wanneer we wat organiseren. Omdat kerst ook een tijd is van bezinning, uitrusten en reflecteren, vind ik het fijn als alles op tijd georganiseerd is.
3. Wij versieren de kerstboom pas in de ochtend van kerstavond. Maar de boom staat wel al langer binnen mét de lichtjes erin.
4. Elk jaar mag elk kind een mooie kerstbal in de winkel uitzoeken, zodat we zo langzaam onze standaard goud/rode boom veranderen in een kleurrijke familieboom met de meest gekke, leuke en mooie ballen. Als de jongens dat willen, mogen de kerstballen later mee op kamers😉😍.
5. We bakken elk jaar honderden koekjes en bezorgen die de dagen voor Kerstmis met een persoonlijke kerstgroet bij onze dierbaren vrienden in onze omgeving.
24 december is onze familiedag. Ons programma:
- Kerstboom optuigen
- Wandelen en een kerstboom voor de dieren maken in het bos (met nootjes en zaden).
- Kijken naar het kerstspel
- Feest, want er zijn fijne cadeautjes onder de kerstboom
- Pannenkoeken met poedersuiker sterren en chocoladefondue eten,
- In pyjama een kerstverhaal lezen bij de kerstboom,
- Kerstliedjes zingen
- Op een reuze matras met de hele familie slapen onder de kerstboom.
De eerste en tweede kerstdag verlopen traditioneel met wandelen, spelen met het nieuwe speelgoed, gezelligheid samen en etentjes bij de families.
De beste wensen
De boodschap die het kerstfeest ons brengt, is het terugkeren naar de kern, het zorg dragen voor anderen en vrede voor iedereen. Ik denk met kerst een beetje extra aan de mensen die niet gelukkig of eenzaam zijn. Laten we ook hen niet vergeten; stuur een lief bericht, maak een extra plekje vrij aan tafel of breng een kort bezoekje met heerlijke koekjes.
Ik wens je een vrolijk kerstfeest! Met heerlijk eten, gezelligheid, fijne presentjes, bezinning en veel licht voor het nieuwe zonnejaar.
Inspiratie voor kerstmis
Kerstboeken
1. Kerstmis in de stal van Astrid Lindgren
2. Kerstmis van Dick Bruna
3. Het boompje in het bos van Yuval Zomer
4. De ezel en de os van Loek Koopmans
5. Het boompje van Loek Koopmans
6. Pettson viert Kerstmis van Sven Nordqvist
7. Tomte Tummetot van Astrid Lindgren
8. Tomte en de vos van Astrid Lindgren
9. Kabouter Thijm en de kerstboom van Admar Kwant
10. Peter en Lotta vieren kerstfeest van Elsa Beskow
11. Het kerstfeest van Vivian den Hollander
12. Stille Nacht, Heilige Nacht van Maja Dusikova (filmpje)
13. Midden in de winternacht van Ineke Verschuren
14. Het licht in de lantaarn van Georg Dreissig
15. Winterlicht van Diana Monsun
16. Maria's kleine ezeltje van G. Sehlin
17. Een ster over de grens van Ineke Verschuren
18. Kerstfeest in het grote bos van Ulf Stark
Kerstverhalen
1. Klik hier voor een hele lijst kerstverhalen.
2. De belofte van de harpspeler
Er was eens een harpspeler die zo mooi kon spelen en hij zong zulke prachtige liederen, dat hij in het hele land beroemd was. Eindelijk hoorde ook de koning zulke wonderen vertellen van zijn kunst, dat hij dadelijk een paar boden uitzond. Ze moesten hem vragen of hij mee wilde gaan naar het paleis om voor de koning te zingen en te spelen. De koning wilde hem zó graag horen dat hij aan zijn afgezanten de volgende boodschap meegaf: “Ik zal niet eten en niet slapen voor ik je gezicht heb gezien en de tonen van je harp heb gehoord.” Deze woorden moesten ze net zolang voor de koning opzeggen, totdat ze ze wel konden dromen. Toen pas gingen ze op weg.
Ze kwamen voor het huisje van de harpspeler en ze riepen: “Gegroet, o harpspeler. Kom buiten en luister naar ons, want we hebben je iets te vertellen waarmee je heel blij zal zijn!”
Maar toen de harpspeler de boodschap van de koning vernam, werd hij bedroefd. Want hij had een vrouw en een kind en een klein bruin hondje. Hij zag er tegenop hen tegen Kerstmis te verlaten. En zij zagen er tegenop hem te moeten missen. “Blijf toch bij ons,” smeekten ze. Maar de harpspeler zei: “Ik moet gaan. Het zou heel onbeleefd zijn om de koning teleur te stellen. Maar zo zeker als de hulstbessen rood zijn en de dennenbomen groen, even zeker zal ik met Kerstmis thuis zijn om mee te eten van de kerstpudding en kerstliederen te zingen aan mijn eigen haard.”
En nadat hij deze belofte had gedaan, hing hij zijn harp op zijn rug en hij volgde de boden van de koning naar het paleis. Hij werd met veel eerbewijzen ontvangen en de koning deed alles om hem een plezier te doen. Hij sliep op een bed van het zachtste dons en at van een gouden bord aan de koninklijke tafel. En als hij zong en speelde, luisterden alle mensen en alle dieren, vanaf de koning tot de muizen in de provisiekamer met ingehouden adem naar zijn muziek. Maar bij alles wat hij deed, feestvieren, rusten, spelen, zingen of luisteren naar de lof die iedereen hem toezwaaide, vergat hij geen ogenblik de belofte die hij had gedaan aan zijn vrouw, zijn kind en zijn kleine bruine hondje.
En toen nu de dag voor Kerstmis was aangebroken, nam hij zijn harp in de hand en hij ging naar de koning om afscheid te nemen. Maar de koning wilde hem niet missen. Hij zei: “Ik zal je een paard geven zo wit als melk, zo glanzig als satijn en zo vlug als een hert, als je hier wilt blijven en op kerstdag wilt spelen en zingen aan de voet van mijn troon.”
Maar de harpspeler antwoordde: “Ik kan niet langer blijven, want ik heb een vrouw en een kind en een klein bruin hondje. En ik heb hun beloofd dat ik met Kerstmis thuis zou zijn. Dat ik mee zou eten van de kerstpudding en kerstliederen zingen aan mijn eigen haard.”
Toen zei de koning: “Als je hier blijft en op Kerstmis speelt en zingt aan de voet van mijn troon, zal ik je een wonderboom geven, die zomer noch winter zijn bladeren verliest. En elke keer als je dit boompje schudt, zal er een regen van goud en zilver voor je voeten neervallen.”
Maar de harpspeler antwoordde: “Ik mag niet langer blijven, want mijn vrouw en mijn kind en mijn kleine bruine hondje wachten op me. En ik heb mijn woord gegeven dat ik met Kerstmis thuis zou zijn. Dat ik mee zou eten van de kerstpudding en kerstliederen zingen aan mijn eigen haard.”
Maar de koning gaf het niet op. “Als je op de kerstdag één wijsje voor me speelt en één lied voor me zingt, zal ik je een fluwelen kleed geven en je mag naast me zitten op de troon met een ring aan je vinger en een kroon op je hoofd.”
Maar de harpspeler antwoordde: “Ik wil niet langer blijven, want mijn vrouw en mijn kind en mijn bruine hondje kijken al naar me uit. En ik heb vast beloofd dat ik met Kerstmis thuis zou zijn. Dat ik mee zou eten van de kerstpudding en kerstliederen zingen aan mijn eigen haard.”
En hij wikkelde zich in zijn oude mantel, hing zijn harp op de rug en verliet het paleis zonder verder een woord te spreken.
Hij had nog niet ver gelopen toen veel kleine witte sneeuwvlokken uit de lucht naar beneden kwamen dwarrelen. ’t Was of ze fluisterden:
“Bedenk wat je doet,
Bedenk je eens goed,
Je gaat een moeilijke reis tegemoet.”
Maar de harpspeler zei: “Ja, ja, ik zie wel dat de lucht donker is en er zal zeker veel sneeuw vallen. Maar ik heb een vrouw en een kind en een klein bruin hondje. En ik heb vast beloofd dat ik met Kerstmis thuis zou zijn. Dat ik mee zou eten van de kerstpudding en kerstliederen zingen aan mijn eigen haard.”
Maar het begon al harder en harder te sneeuwen en weldra waren alle heuvels en dalen, heggen en greppels bedekt met een dik wit tapijt. Van alle paden en wegen was niets meer te zien. En de wind joeg de sneeuw op tot hoge wallen midden over de grote weg. De harpspeler struikelde. De harpspeler viel, maar hij dacht er niet aan om terug te keren. Terwijl hij verder reisde, ontmoette hij de wind. En de wind zei:
“Harpspeler, harpspeler, wees toch wijs,
Keer terug naar het paleis.”
Maar de harpspeler luisterde niet naar die raad. “De sneeuw moge vallen en de stormwind loeien,” zei hij, “ik moet doorlopen. Want ik heb een vrouw en een kind en een klein bruin hondje. En ik heb vast beloofd dat ik met Kerstmis thuis zou zijn. Dat ik mee zou eten van de kerstpudding en kerstliederen zingen aan mijn eigen haard.”
Toen begon de wind ijzig koud te blazen. De sneeuw bevroor op de grond, het water bevroor in de rivieren, de adem van de harpspeler bevroor in de lucht. En aan de rotsen langs de weg hingen ijskegels zo lang als het zwaard van de koning. De bomen van het woud kraakten en kreunden in de felle wind en het was of ze hem allemaal toeriepen:
“Het woud is duister, de nacht breekt aan,
Waag het niet daardoor te gaan.”
Maar de harpspeler liet zich door niets weerhouden. “De sneeuw moge vallen, de stormwind loeien en de nacht moge mij overvallen in het donkere woud,” zei hij, “maar ik heb beloofd dat ik met Kerstmis thuis zou zijn. Dat ik mee zou eten van de Kerstpudding en kerstliederen zingen aan mijn eigen haard. En ik moet mijn woord houden.”
En voort zwoegde hij totdat het laatste glimpje daglicht verdween en de duisternis zwaar tussen de bomen hing. Maar de harpspeler was niet bang in het donker. “Al kan ik ook niet zien,” zei hij, “ik kan tenminste nog zingen.” En jubelend klonk er een kerstlied door het bos. Een lied van Jezus’ geboorte, van de engelen die zongen en van de ster die straalde boven de stal van Bethlehem.
Toen hield het op met sneeuwen, de wind ging liggen, de bomen van het woud bogen hun takken om te luisteren. En, o wonder… terwijl hij zong, veranderde de duisternis rondom hem in stralend licht. En toen het lied uit was en de harpspeler opkeek, stond hij vlak voor de open deur van zijn huisje. Zijn vrouw en zijn kind en zijn kleine bruine hondje hadden al naar hem uit staan kijken en ze liepen de harpspeler jubelend tegemoet.
De hulstbessen blonken helderrood in de kerstkransen, de kerstboom was een frisgroene jonge den, de kerstpudding zag zwart van de pruimen. En de harpspeler voelde zich gelukkiger dan een koning toen hij aan zijn eigen haard de oude kerstliederen zong voor zijn vrouw en zijn kind en zijn kleine bruine hondje.
2. De kerstboom
Als je het pad verlaat en het dennenbos inloopt moet je diep bukken, ja misschien moet je zelfs op handen en knieën gaan. De takken hangen bijna tot op de grond en vormen een bruin en donker afdak waar elk geluid wordt gedempt en iedere voetstap klinkt alsof je een zak chips onder je voeten kraakt. Als je onder de bomen doorkruipt zul je op een goed moment weer in het licht komen. Daar waar de bomen verder uit elkaar staan en waar het gras hoog opgroeit. Op zo’n open plek kunnen niet alleen de lentebloemen en bosanemonen bloeien maar daar krijgen jonge dennenboompjes de ruimte.
Op een zo’n open plek in het bos stond tussen het kniehoge gras een hele prille loot. Zijn stam was nog niet meer dan een ielig twijgje dat wiegde met elk zuchtje wind. Maar hij staarde verlangend omhoog naar de hemel en de zon. Daarboven dreven de wolken voorbij en twinkelden de sterren bij nacht. Daar zag hij soms de melkwitte maan voorbij zeilen en onder zijn flinterdunne bast rilden dan zijn vragen. Wat was dat daarboven?
Om het lootje heen torenden de oude statige dennen van formaat. Als het lootje daar naar keek beheerste slechts één gedacht zijn kleine kern: zo groot wil ik ook worden! Dus begon hij uit alle macht te groeien en te groeien. Hij zoog gulzig het water uit de grond, ving alle stralen van de zon die hij te pakken kon krijgen en liet gretig de wind langs zijn weinige naalden waaien. De hele zomer lang groeide hij met alle macht die in hem was. Toen de herfst kwam en de eerste dagen vorst het bos in hun greep hadden genomen rustte hij uit, tevreden met wat hij die zomer had bereikt. Zijn top keek ruim uit over het grasveld; hij kon gerust de winter tegemoet gaan.
Toen de lente kwam en nauwelijks de laatste restjes sneeuw waren verdwenen kreeg het lootje een fikse teleurstelling te verwerken. Op een ochtend hipten wat konijnen rond op zijn grasveldje, waartegen hij op zich geen bezwaar had. Maar toen een van donderse knabbelaars met een sprongetje van niks over hem heen wipte was hij niet meer zo ingenomen met hun gezelschap. Als zelfs een konijn zo eenvoudig over hem heen sprong dan was zijn prestatie van vorige zomer lang niet zo indrukwekkend als hij zich had verbeeld. Daarom spande hij zich dat voorjaar buitengewoon in om te groeien dat het een lieve lust was. Hij keek alleen maar omhoog naar de toppen van de eerbiedwaardige sparren en stelde zich voor dat hij daar steeds dichterbij kwam. Hij genoot geen moment van de prachtige zomer die dat jaar bracht maar concentreerde zich helemaal op zijn groei. Toen de volgende herfst kwam was hij tevreden over zijn hoogte maar twijfelde aan de stevigheid van zijn bescheiden stammetje.
En toen verschenen tijdens de koude dagen van november de vreemde wezens. Ze maakten zo veel herrie, dat alle dieren uit de omgeving weg snelden. Het boompje had nog nooit zulke opmerkelijke dieren gezien, ze liepen op twee poten en niet op vier. Ze bleven een tijdje op de open plek en lieten sporen na op de stammen van een paar van de hoogste sparren vlak bij het dennetje. Enkele dagen later kwamen er weer zulke wezens en die maakten nog veel meer kabaal, zo erg dat zelfs de kevers en de mieren zich verborgen hielden onder de grond. Het gevolg van het misbaar was dat een paar van de grote sparren, die waarop ze sporen hadden achtergelaten, met een enorm gekraak omvielen. Ze werden ontdaan van alle takken en bleven toen een paar dagen bloot en dood liggen. Toen werden ze weggesleept om nooit weer terug te keren. Het boompje vroeg zich verwonderd af waar de sparren heen waren gegaan.
Het was echter geen droef afscheid want doordat de schaduwrijke reuzen verdwenen waren stond het dennetje de hele dag door in de zon en de volgende lente en zomer groeide hij wel drie keer meer dan de voorgaande zomers. In de avondschemering van een zo’n zomerse dag kreeg hij bezoek van de mol. Die had vlakbij zijn wortels een gang gegraven en dook nu plotseling naast hem op.
“Mol, mag ik je wat vragen?” vroeg het dennetje met een dun stemmetje.
“Nou vooruit,” sprak de mol met zijn mond vol modder.
“Weet jij waar de grote bomen heen zijn? Ik zou het zo graag weten. Wie weet ga ik daar ook ooit naar toe en dan wil ik het graag nu al weten.” Het bleef een tijdje stil.
“Mnmm,” mompelde de mol. “dikke bomen, mnmm. Die ben ik wel eens tegen gekomen. In een hele grote gang was het. Een lange gang van een hele dik mol, vermoed ik. Ze stonden daar te kraken in het pikkedonker. Een diepe gang was het ook, ja.” Het had er alle schijn van dat de mol helemaal vergat dat hij in gesprek was met de jonge boom want hij staarde naar een modderkluitje en zweeg langdurig.
“Wat deden ze nog meer?” vroeg de den tamelijk opgewonden en ijl.
“Ze wachtten daar, wachten en kraken, ja. Wachten en kraken.” De mol sjokte weg en verdween in een van zijn eigen duistere vochtige gangen. De den bleef vol vragen achter. Onder de grond vol duisternis wilde hij niet eindigen. Zijn naalden rilden bij het idee. Maar hij werd niet omgezaagd en naar een mijngang gebracht om het plafond te stutten. Dat jaar niet en ook niet het jaar daarna. Wel kwamen er na twee zomers weer wezens op twee benen. De den kende ze nu en wist wat hij kon verwachten. Ze maakten weer onmogelijk veel misbaar en liepen tussen de dennen door en wezen hier en daar. Ze wezen ook naar de den en dat maakte hem heel onzeker. Zou hij nu toch in het donker terecht komen? Maar nee, er verdwenen die dag heel veel van zijn broers, allemaal dennen van zijn leeftijd. Niet zo groot en machtig als de eerbiedwaardigen. Ze reikten niet hoger dan het gewei van een damhert. Toch verdwenen ze met onbekende bestemming en de den stond weer alleen op zijn open plek in het bos.
Hij was blij de mus te zien op zijn bovenste tak. Het was een paar dagen nadat zijn open plek nog groter was geworden.
De den lispelde heel zachtjes want hij wist dat de mus nogal snel schrok.
“Mus, weet jij waar mijn broertjes gebleven zijn?”
De mus vloog van schrik eerst drie rondjes rond de den en ging toen weer schielijk op zijn topje zitten.
“Ja, nou, zeker. Dat weet ik, ja. Ik kan het wel zeggen. Wil je het weten?” De mus sprak snel en een beetje buiten adem. Dat deed ze altijd. Dat wist de den, dus probeerde hij zijn top zo stil mogelijk te houden.
“Ja, alsjeblief,” fluisterde hij.
“Ze staan achter de ramen in de huizen. En sommigen staan op straat bij elkaar, maar dat worden er elke dag minder.”
“En wat doen ze daar achter ramen?” De den realiseerde zich dat hij geen flauw idee had van wat ramen en huizen waren. Maar hij wilde het toch weten.
“Ze hebben heel veel kleuren in hun takken en toppen van sterrenglans. Ik ga er gauw weer heen, het is zo mooi om te zien.” En voordat de den nog iets kon inbrengen vloog de mus er vandoor, gedreven door zijn onophoudelijke nieuwsgierigheid.
De den bleef achter met veel vragen. Vragen die het hele volgende jaar en ook in de winter daarna nog door zijn sappen spoelden. Ja, bomen hebben veel geduld om lang over één ding na te denken. Als je ze maar de tijd geeft. Maar ook na vier winters wist de den niet meer dan toen de mus net weg gevlogen was. Hij was intussen een majesteit van een boom geworden die heerste over zijn prachtige plek in het bos. De zon bescheen zijn donker glanzende naaldendek met zichtbaar genoegen. De regen spoelde met plezier het stof van hem af na een hete zomer. Maar de den dacht na en lette niet op het voorbij gaan van de zomers. En toen, volkomen onverwacht, werd hij uit zijn overdenkingen weggerukt. Het gebeurde allemaal razendsnel, zeker voor een boom. Het was aan het begin van de winter op een miezerige dag in november.
De voorman van de houthakkers liep rond op de open plek en gaf aanwijzingen. “Deze en die vier daar en dat hele bosje daar,” wees hij. Ronkend kwamen de motorzagen in actie. De den voelde een eigenaardige kriebel onderaan zijn stam en vervolgens verloor hij elk gevoel in zijn wortels. Het was alsof ze er niet meer waren. De hemel zwaaide plotseling weg en toen scheen de zon van opzij op zijn takken. Het was een vreemde sensatie toen hij werd versleept en opgetakeld. Met een zwiep viel hij neer op een van zijn broers. En nauwelijks was hij van die schrik bekomen of er landde een ander op hem. En daarna viel er nog een en nog een. Zijn takken bogen door en hier en daar kraakte iets. De den wist niet zeker of hij het zelf was of een van zijn broers. Het was allemaal heel onaangenaam. Toen kwam er beweging en stak de wind op. Nadat het trillen ophield en de wind weer ging liggen werden de dennen afgeladen en overeind gezet. Zo stond onze den daar, een beetje schuin en hulpeloos. Te wachten op een onbekend lot. Onder zijn bast liep het sap langzaam naar beneden, als tranen van een angstig kind. Hij wenste dat hij nooit gewenst had groot te zijn. Dit was dus het lot van grote bomen. Zonder wortels tegen elkaar aangeleund staan en voelen hoe het leven traag uit je weg sijpelt. Wachtte hem nu een diepe donkere gang en zou hij moeten kraken onder het gewicht van de aarde? De gedachte alleen al deed zijn naalden omkrullen. Hij voelde een jeukende pijn aan de uiteinden van zijn top.
Overal om hem heen was het lawaai van de tweepotigen, zoals hij de boomomzagers was gaan noemen. Hij kon ze zien over de toppen van zijn lotgenoten heen. Hij was de grootste van alle dennen die daar stonden. Hij zag verlichte ramen en kleuren in de nacht. Hij aanschouwde het antwoord op zijn vraag. Hij zag ramen en door de ramen de versierde kerstbomen. Prachtig was het en een diep verlangen rees op vanuit zijn jaarringen. Hij wilde ook zo staan behangen met glinstergouden ballen en getooid met een schitterende piek. Ja daarvoor had hij al die jaren zo zijn best gedaan. Om zo te pronken met zijn schoonheid was opeens zijn liefste wens. Maar het liep anders. Er kwamen weer mannen, bomen werden weg gehaald en een van de mannen zei:
“Dat is ‘m, die daar moet het worden,” en hij wees naar onze dennenboom. Ze sleepten hem weg van zijn plaats met een kraanwagen. De den durfde niet te kijken. Hij zou pas weer om zich heen kijken als hij in een kamer stond en ze hem vol zouden hangen met feestelijke lichtjes. Maar dat gebeurde niet want hij voelde dat hij rechtop werd gehouden en dat er met geweld houten pinnen onderaan zijn stam werden geslagen. De den leed een diep en stil verdriet zoals hij daar somber en duister stond. De hele nacht liet men hem staan, kaal en ongezien. Geen warme kamer vol van licht en geuren voor hem maar een grote kale leegte.
Toen de volgende dag aanbrak kwamen de mannen terug en hingen zware dingen in zijn takken. Van onder tot boven werd hij behangen met zwarte dikke draden. Zijn takken hingen af, hij kraakte hier en daar. Hij was bevangen van verdriet en zelfmedelijden. Hij liet het allemaal gelaten over zich heen komen, wat kon hij er tegen doen? Niks toch?
Toen kwam de avond en verschenen er nog meer mensen. Ze vulden het plein van voor tot achter. Ze wachtten op iets. De den wist niet waarop en hij wilde het ook niet weten. Toen kwam er een man naar voren met een gouden ketting om. De man zei een en ander tegen al de mensen op het plein. En toen zei hij heel luid, en alle anderen op het plein zeiden het met hem mee:
“Tien, negen, acht, zeven, zes, vijf, vier, drie, twee, een Oooh”
Oh, want bij één gingen alle lichten aan in de grote boom midden op het plein. En iedereen was het er over eens: zo’n prachtige kerstboom had de stad in geen honderd jaar gehad. En onze den was het daar helemaal mee eens.
Leestip: Boeken en verhalen voor de jaarfeesten.
De jaartafel met kerst
De jaartafel is opgebouwd zoals ik eerder in mijn adventslog schreef. Op kerstavond staat het reisgezelschap 1 stapje verwijderd van het stalletje. In de nacht van 24 op 25 december komen Jozef en Maria in de stal aan. Het kindje wordt geboren, de herdertjes staan om de kribbe, overal branden kaarsjes en de hemel is gevuld met engelen.
Na de eerste kerstdag kunnen de herders weer terug naar het veld en hun schaapjes gaan en mogen ergens ver weg (bij ons op een heel andere plek in de woonkamer) de drie koningen op pad gaan naar Bethlehem.
Meer lezen?
Voor andere jaarfeesten klik hier.
Wil je meer lezen over hoe je een jaartafel kan maken, kijk hier.
Hier een link naar YouTube. Ik zing kerstliedjes zodat jullie bij interesse mee kunnen zingen en ze zo kunnen leren. Succes!
Bij Waldorf Inspiration vind je inspiratie voor de jaartafel. Kijk op Facebook, Instagram of Pinterest.