De Sint-Janstijd in het ritme van het jaar
Een gastblog van Tim van Tongeren
Het feest van Sint Jan, de naamdag van Johannes de Doper, neemt in verschillende opzichten een bijzondere plaats in op de kalender van antroposofische feesten. Als we letterlijk naar de kalender kijken lijkt het feest wat eenzaam aan het begin van de zomer. Het sluit niet direct aan bij het rijtje van voorjaarsfeesten welke elkaar opvolgen vanaf Carnaval en het past al helemaal niet op een logische manier in het rijtje van de najaarsfeesten wat met Michaël begint. Als we dieper ingaan op de achtergronden van midzomer en Sint Jan dan komen we er achter dat het schijnbare alleen staan van het feest niet zo zeer moet worden opgevat als eenzaamheid, maar meer als onafhankelijkheid. Zowel vanuit een voorchristelijk als een christelijk perspectief markeert het feest een moment van overgang en het kiezen voor een nieuwe individuele koers. Bij nadere bestudering blijkt er wel degelijk een verbinding te zijn met de feesten van het voorjaar en de herfst en dus met verleden en toekomst.
Op de vrijeschool vindt de viering meestal kort voor het begin van de zomervakantie plaats en is daarom vaak eveneens een marker voor een transitie. De overgang komt in verschillende vormen, van schooltijd naar vakantie, van de ene klas naar de andere, van kleuterklas naar onderbouw of van de basisschool naar de middelbare school.
Johannes de Doper
De naam Sint Jan komt van Sint Johannes, en het Sint-Jansfeest markeert de naamdag van Johannes de Doper. De Bijbel verhaalt over de aartsengel Gabriël die de bejaarde priester Zacharias bezoekt en hem meedeelt dat zijn onvruchtbare vrouw, Elizabeth, toch een zoon zal baren. De zoon moet de naam Johannes dragen. Een dergelijk bezoek van een aartsengel en de aankondiging van een geboorte zullen de meeste van ons voornamelijk kennen uit het kerstverhaal. Zes maanden na de aankondiging van de zwangerschap aan Zacharias verschijnt engel Gabriël voor Elizabeths jongere nicht Maria en vertelt haar dat zij moeder zal worden van een zoon genaamd Jezus. Na de geboorte van Johannes op 24 juni zou het exact zes maanden duren voor Jezus geboren werd op 24 december.
Johannes de Doper wordt vaak omschreven als een wegbereider, boeteprediker of ‘de laatste profeet van de Joden’. De aanduiding ‘wegbereider’ geeft aan dat Johannes voorbereidend werk doet. Hij maakt de mensheid klaar voor de komst van Jezus en voor de impuls die Hij zal brengen. Bij de aanduiding ‘boeteprediker’ moet niet direct gedacht worden aan straffen of boete doen, maar aan reflectie, erkenning van fouten, vergeving, goede voornemens en een nieuw begin. Door Johannes aan te duiden als de laatste profeet van de Joden wordt de suggestie gewekt dat er iets tot een einde komt en dat er iets anders en nieuws op stapel staat voor de toekomst. In al deze hoedanigheden staat Johannes dus voor de komst van een verandering of overgang. De kern van deze verandering is de overgang van een oude manier van geloven naar een nieuw manier van geloven en van collectiviteit naar individualiteit.
De oorsprong van het Sint-Jansfeest
De oorsprong van het Sint-Jansfeest moet gezocht worden in de vieringen rondom midzomer in de voorchristelijke periode. De langste dag en kortste nacht van het jaar vallen tegenwoordig op 21 juni en staan dus lijnrecht tegenover de kortste dag en de langste nacht op 21 december. De huidige data voor deze twee astronomische ijkpunten zijn door veranderingen aan de opzet van de kalender met de jaren wat verschoven. Deze verschuiving blijkt uit het feit dat de christelijke feesten welke verbonden zijn aan de langste en kortste dag iets later vallen, namelijk op 24 juni (Sint Jan) en 24 december (kerstavond).
Naast het markeren van een jaarlijks terugkerend astronomisch ijkpunt had het midzomerfeest waarschijnlijk een belangrijke spirituele significantie. Net zoals evident wordt uit de thematiek rond het Sint-Jansfeest markeerde de midzomerviering in de voorchristelijke periode reeds een belangrijke verandering en overgang. Deze overgang was, net als bij Sint Jan, verbonden aan het spirituele leven maar stond in de voorchristelijke periode ook in nauwe verbinding met het aardse ritme van het agrarisch jaar en het welzijn van de gemeenschap.
Het doel van dit artikel is om een beter en meer diepgaand inzicht te krijgen in de thematiek rond het Sint-Jansfeest. Om de christelijke thema’s, die best complex zijn, goed te kunnen begrijpen is het belangrijk om bij het begin te beginnen, in de periode voordat monotheïstische godsdiensten de overhand kregen in noordwest Europa. Er wordt achtereenvolgens gekeken naar de verbinding tussen de voorchristelijk mens, de kosmos en de gemeenschap, de thematiek van het agrarisch jaar, de weerspiegeling van deze thematiek in de mens, de voorchristelijke elementen in de huidige Sint-Jansviering, de verbinding van Johannes met het oude geloven en de transitie naar individualiteit.
De verbinding tussen de voorchristelijke mens en de kosmos
Door het grotendeels ontbreken van geschreven bronnen is er zeer weinig bekend over de beleving van bijvoorbeeld spiritualiteit en het denken van mensen in de voorchristelijke periode. Door jarenlang archeologisch onderzoek is er wel meer bekend over het materiële leven en handelen van deze mensen, maar voor daadwerkelijke inleving ontbreekt dus een essentiële schakel.
Een aantal van de bekendste materiële overblijfselen uit de voorchristelijke periode zijn de monumenten van Stonehenge en Avebury in Engeland en Newgrange in Ierland. Deze drie bouwwerken weerspiegelen allen op hun eigen manier een relatie met de werking van zon en maan. Dit leert ons dat men oog had voor maanstanden, toenemende en afnemende zonuren en de veranderende positie van hemellichamen aan het firmament. Gezien de levensomstandigheden in de voorchristelijke periode, met name voor aanvang van de Romeinse tijd, is dit ook logisch. Men was in eerste instantie afhankelijk van jagen en verzamelen en in de periode daarna van kleinschalige landbouw. Overleving kon alleen verzekerd worden in geval van een goede oogst, welke op haar beurt weer afhing van kennis van landgebruik, neerslag, zonuren en de seizoen cyclus.
Wat we tegenwoordig niet goed meer begrijpen is de functie van veel van de genoemde prehistorische bouwwerken, maar een spirituele significantie is zeker niet ondenkbaar. Voor het overleven was men dusdanig sterk afhankelijk van de natuur, weersomstandigheden en de veranderende zonnestand dat het verbinden hieraan van goddelijke krachten slechts een kleine stap moet zijn geweest.
Met onze huidige wetenschappelijke kennis kunnen we bijzondere meteorologische of astronomische verschijnselen vaak op een bevredigende manier duiden. Het zonder deze voorkennis zien van een zonsverduistering kan echter heel beangstigend zijn geweest. Als de zon zou besluiten niet meer terug te komen dan zou immers de dood volgen. Een hevige hagelbui die de oogst verwoeste viel het ene jaar wel en het andere jaar niet. Waarom? Blijkbaar had je iets verkeerd gedaan, iemand kwaad gemaakt en was dit je verdiende loon.
In het kort komt het er dus op neer dat afhankelijkheid om te overleven nauw verbonden was met kosmische bewegingen en verschijnselen. Dit boezemde ontzag in en leidde tot het ontstaan- en de verering van verschillende godsbeelden. Onverklaarbare natuurlijke fenomenen leidden tot twijfel aan de juistheid van het eigen handelen en boezemden angst in voor het temperament van goden en godinnen.
Zonder te weten hoe dit alles precies werd beleefd is ook bekend dat er naast goden en godinnen op een meer aards niveau rekening werd gehouden met bovennatuurlijke krachten en entiteiten. Niet alleen goden en godinnen konden zaken als vruchtbaarheid, oogst en persoonlijk welzijn beïnvloeden, maar ook natuurwezens, voorouders en geesten. Ook dit heeft waarschijnlijk te maken met het willen verklaren van het ongrijpbare. Goden en godinnen zijn in een andere dimensie en blijven wat abstract. De aanwezigheid van spirituele wezens die weliswaar onzichtbaar, maar toch om ons heen in onze eigen wereld zijn spreekt meer tot de verbeelding en is daardoor tastbaarder.
Uiteraard wordt er hier een ietwat eenzijdig beeld gepresenteerd. De meningen over het al dan niet werkelijk bestaan van natuurwezens, geesten en dergelijke zijn verdeeld en mogelijk was men in die tijd in staat om ‘helderder’ te zien dan de meeste mensen nu doen. Omdat dit alles niet bekend of niet zeker is kies ik er echter voor om te blijven bij de zaken die we weten of die binnen ons huidige referentiekader goed voor te stellen zijn, zonder daarmee andere visies te willen diskwalificeren.
Wat er uit het bovenstaande duidelijk wordt is dat er onder de voorchristelijke mens een sterke spirituele band lijkt te hebben bestaan tussen hemel en aarde. Deze band werd heel letterlijk gereflecteerd in de verbinding tussen het agrarisch ritme en dat van de hemellichamen maar ook meer figuurlijk in de relatie tussen hemelse goden en godinnen enerzijds en aardse natuurwezens anderzijds.
Wanneer men leest over de achtergronden van het Sint Jansfeest dan wordt deze verbinding vaak aangegeven en menselijk gemaakt met het beeld van de boom. Met de kruin in het kosmische nemen we licht (verlichting, kennis) tot ons en met de wortels in de aarde staan we sterk en nemen wij voedsel/brandstof tot ons. Deze elementen zijn beide nodig om door middel van het proces van leven een spirituele groei door te maken.
De driehoek tussen goden, aarde en de groepsgeest
Hoewel het beeld van de boom prachtig is wordt er voorbijgegaan aan een essentieel element, namelijk de collectiviteit of groepsgeest. Niet alleen hebben wij mensen kennis en voeding nodig om spirituele groei door te maken maar ook een stevige basis om op te bouwen. Deze veilige basis werd in de voorchristelijke periode gevormd door afkomst, collectiviteit en devotie. Hierbij moet worden gedacht aan het individu wat zichzelf identificeert aan de hand van een verbinding met de lokale omgeving, de stam, de familie, het volk of een andere groep. Via de geboorte werd bepaald bij welke groep je hoorde en automatisch werd je onderdeel van zowel een groepsidentiteit als van iets wat misschien het beste kan worden omschreven als een groepsindividualiteit of groepsgeest. De nadruk bij het denken, geloven en het maken van keuzes lag dus niet op individuele wensen, kansen en aspiraties van de mens, maar op de groepsgeest en het gezamenlijke welzijn. Een collectief bewustzijn in plaats van een individueel bewustzijn en een zogenaamde top-down structuur waarbij de groep voor sturing een beroep deed op een leider. Dit kon een stamhoofd zijn, een voorouder, maar ook een godheid.
Zoals eerder gezegd is er vanuit de prehistorie weinig bewijs voor spirituele zaken anders dan enkele archeologische aanknopingspunten. Vanuit de Romeinse tijd en de vroege Middeleeuwen zijn er echter ook geschreven bronnen die dergelijke systemen en processen belichten. Misschien wel het bekendste geschrift waarin het belang van de voorouders en het collectief naar voren komt is de Bijbel, en dan met name het oude testament. Denk hierbij aan de afstammingslijn van Abraham die veelvuldig genoemd wordt of aan Jozef die voor de volkstelling van Nazareth in Galilea naar Bethlehem in Judea moest, omdat hij afstamde van het geslacht van David, wat oorspronkelijk uit deze stad kwam.
Als we het voorchristelijke geloof willen begrijpen, dan moeten we dus het beeld van de boom nemen en hieraan een essentiële zijtak toevoegen. Wat abstracter kun je uitgaan van een gelijkbenige driehoek die kosmos, aarde en afkomst verbindt. Het harmonieuze samenspel van deze drie elementen is in de huidige tijd soms lastig voor te stellen voor mensen die in noordwest Europa en al dan niet met een monotheïstische godsdienst zijn opgegroeid. In andere delen van de wereld echter is het veel normaler en nog altijd heel relevant.
Het jaarritme in de natuur
Zoals spiritualiteit en godsbeelden nu verschillen per land of regio, zo verschilden zij vroeger ook. Het is dus niet mogelijk om in zijn algemeenheid over voorchristelijke tradities te spreken. Alleen al in noordwest Europa zien we een menging van Keltisch, Germaans en Noords. Deze drie stromingen brachten op regionaal en lokaal niveau ook weer variaties met eigen goden, natuurwezens, voorouders, tradities en feesten. Omdat de voorchristelijke feesten overal zo verschillende zijn en er geen duidelijke namen bekend zijn uit de tijd is er voor gekozen om in deze tekst de neopaganistische namen te gebruiken welke aan de feesten werden gegeven in de jaren zestig van de twintigste eeuw.
Zoals spiritualiteit en godsbeelden nu verschillen per land of regio, zo verschilden zij vroeger ook. Het is dus niet mogelijk om in zijn algemeenheid over voorchristelijke tradities te spreken. Alleen al in noordwest Europa zien we een menging van Keltisch, Germaans en Noords. Deze drie stromingen brachten op regionaal en lokaal niveau ook weer variaties met eigen goden, natuurwezens, voorouders, tradities en feesten. Omdat de voorchristelijke feesten overal zo verschillende zijn en er geen duidelijke namen bekend zijn uit de tijd is er voor gekozen om in deze tekst de neopaganistische namen te gebruiken welke aan de feesten werden gegeven in de jaren zestig van de twintigste eeuw.
Als we kijken naar het voorchristelijke jaar en de verbondenheid daarvan met het jaarritme van de natuur dan kunnen er in principe twee belangrijkste thema’s onderscheiden worden. Het eerste hoofdthema is vruchtbaarheid en groei, wat samenvalt met de maanden januari tot en met juni. Het tweede hoofdthema is oogst en verval, wat samenvalt met de maanden juli tot en met december. Als we iets gedetailleerder kijken dan zien we dat de twee hoofdthema’s op hun beurt opgedeeld kunnen worden in ieder twee sub thema’s, waardoor feitelijk een verdeling van het jaar ontstaat in vier fases. De vier fases zijn relevant voor de natuur gedurende het agrarisch jaar, maar weerspiegelen ook de stadia van het menszijn in onszelf. Ze kunnen als volgt omschreven worden: opgroeien, geslachtsrijpheid, rijping en aftakeling. Soms wordt een andere woording gebruikt, bijvoorbeeld geboorte, vruchtbaarheid, reproductie en sterven.
Vier verschillende fases in het jaar betekent ook vier verschillende overgangsmomenten. In de natuurlijke zin worden deze momenten gemarkeerd door de zonnestand en daardoor de daglengte. De eerste fase loopt van midwinter tot de lente-evening, de tweede van de lente-evening tot midzomer. Fases drie en vier worden vervolgens gescheiden door de herfstevening. Deze vier belangrijke overgangspunten in het jaar werden in de voorchristelijke periode achtereenvolgens gemarkeerd door Yule, Ostara, Litha en Mabon. Deze feesten worden in de antroposofische kalender weerspiegeld door Kerstmis, Pasen, Sint Jan en Michaël.
Op de viering van de kortste dag, (Yule – Kerstmis), wordt het licht wedergeboren en breekt de lichte helft van het jaar aan. Deze periode van zes maanden staat dus in het teken van vruchtbaarheid en groei en worden ook wel de periode van uitademing van de aarde energie genoemd. Het wedergeboren licht groeit gedurende zes maanden naar een hoogtepunt en bewerkstelligt daarbij verschillende dingen. In eerste instantie werkt het licht wekkend (Imbolc – Maria Lichtmis) en naarmate het aan kracht wint stimuleert het vroege groei en vruchtbaarheid (Ostara – Pasen).
Rond Beltane (Hemelvaart/Pinksteren) bereikt deze vruchtbaarheid een hoogtepunt en groeit de zonnekracht nog een klein beetje verder naar zijn maximale energieniveau.
Wanneer dit niveau bereikt is (Midzomer – Litha – Sint Jan), vindt een kentering plaats en begint het licht af te nemen. De dagen worden korter en de energiesterkte neemt af. Net als Yule/Kerstmis is Litha/Sint Jan dus een belangrijk overgangsfeest. In dit geval switchen we van de lichte naar de donkere helft van het jaar en van uitademen naar inademen. Het thema vruchtbaarheid en groei wordt vervangen door oogst en afname.
Zoals bekend zijn de overgangen rond midwinter en midzomer niet abrupt. Kosmisch gezien worden zij omgeven door een korte periode van een aantal dagen waarbij er nauwelijks afname of toename van het licht plaatsvindt. Solstitium is een ander woord voor zonnewende en komt van de Latijnse woorden sol (zon) en sistere (stoppen of blijven staan). Vanuit een aards perspectief is de overgang gevoelsmatig zelfs nog veel geleidelijker dan in werkelijkheid. De eerste echte kenmerken van het toenemende licht en de groeiende levenskracht na Yule - Kerstmis merken we bijvoorbeeld pas rond Imbolc - Maria Lichtmis, ruim een maand later.
Hetzelfde geldt voor de kenmerken van het afnemende licht en de terugtrekkende levenskracht welke voor het eerst zichtbaar worden rond Lughnasadh op 1 augustus. Dit feest kondigt de eerste oogst aan en heeft geen directe tegenhanger in de antroposofische feestkalender. In de Katholiek-Christelijke kalender wordt het feest van Lughnasadh min of meer weerspiegeld door Maria Hemelvaart op 15 augustus. Deze datum markeert het zes weken punt na Sint Jan, is de afsluiter van de warmste periode van het jaar en vanaf dat moment beginnen veel vruchten en bessen te rijpen.
Deze rijping komt tot een hoogtepunt rond Mabon – Michaël, wanneer ook de eerste signalen van verval in de natuur zich beginnen af te tekenen. Het verval komt vervolgens tot een hoogtepunt in de dood, welke samenvalt met de laatste oogst tijdens Samhain – Sint Maarten. Kort daarna begint de Adventstijd welke ons in alle rust voorbereid op het begin van een nieuwe cyclus.
Het natuurlijk ritme in onszelf
De natuurlijke cyclus welke zich gedurende een jaar buiten voltrekt wordt direct en op verschillende manieren gereflecteerd in de mens. Eerder werd er op een grote schaal al een verband gelegd tussen de onderverdeling van het jaar in vier fases en de relevantie daarvan gedurende de levensloop van de mens, namelijk opgroeien, geslachtsrijpheid, rijping en aftakeling. Op een heel kleine schaal zou je deze thema’s ook in een dag uit het mensenleven kunnen herkennen, namelijk opstaan, werken, relaxen/verwerken en gaan slapen.
Buiten de hele grote en de hele kleine cycli maakt de mens ook gedurende een jaar een vergelijkbare reis door de vier fases. De midwinter periode is zowel in de natuur als in de mens een tijd van relatieve rust. Gedurende de eerste zes maanden van het jaar, de periode van uitademing, gaat de mens van binnen naar buiten. Na een lange donkere winter gaan we vaker de natuur in, zitten we steeds wat vaker in de tuin en wordt het buiten zijn aangenamer. Onze actieradius vergroot zich als het ware, op eenzelfde wijze als de aarde energie gedurende deze periode uitzet. Door het toenemende zonlicht wordt groeikracht in de natuur gestimuleerd en ook in ons mensen. We zijn actief in het voorjaar en geïnspireerd om onze plannen en wensen uit te voeren. Een andere manier om dit uit te drukken is door te zeggen ‘we krijgen de geest’. Dit proces van verwijding van onze energie wordt weerspiegeld door de antroposofische jaarfeesten tussen Kerstmis en Sint Jan. We volgen de groei van het menselijk bewustzijn in verschillende stappen, beginnende bij de geboorte van het licht - bewustzijn met kerstmis. Vervolgens passeren we achtereenvolgens het wekken van het bewustzijn in ons mensen (Maria Lichtmis), de toepassing van het bewustzijn om onze levensmissie te verwezenlijken en de ontvangst van de kracht die daarvoor nodig is (Pasen), het verbinden van onze daden met- en het aanschouwen van de uitwerking er van in een groter wereldverband (Hemelvaartsdag) en de ontvangst van het hogere bewustzijn om op onze daden te kunnen reflecteren (Pinksteren).
In de periode tussen Pinksteren en Sint Jan groeit het bewustzijn naar zijn maximale omvang. Hierin spiegelt het de energie van de aarde welke nu zo ver is uitgezet dat je zou kunnen zeggen dat rond Sint Jan hemel en aarde elkaar raken en samensmelten. Ook in planten en bomen is de energie nu op zijn hoogtepunt. Alles is groen, fris en nog niet ten prooi gevallen aan de verschroeiende hitte van de zomer. Onze actieradius is nu ook letterlijk op z’n grootst. De zomervakantie breekt aan en we reizen af naar mooie plekken elders in het land of zelfs daarbuiten.
Door het vakantiegevoel vergeten we de dagelijkse beslommeringen die we door de komst van het hogere bewustzijn met Pinksteren juist vaak extra zwaar voelden rond eind mei en begin juni. Hoewel het natuurlijk heerlijk is om de beslommeringen even te vergeten schuilt hierin ook een gevaar. Het is namelijk goed mogelijk dat, wanneer de zomerse extase te lang duurt, we de rode draad van het hogere plan van ons leven vergeten. Mocht dit gebeuren, dan kan het resulteren in de beroemde ‘Midsummer madness’ welke door Shakespeare vereeuwigd werd in zijn komedie de Midzomernachtsdroom.
Vanaf Sint Jan worden de dagen korter en begint het aardse proces van inademing. Langzaam wordt de energie teruggetrokken en dat is na een tijdje ook merkbaar in onszelf. Na de zomerse extase van eind juni en juli wordt het terugtrekkingsproces in augustus evident wanneer we langzaam uit de zomerse roes ontwaken en ons weer bewust worden van het levenspad wat we volgen. Het is gedurende de maanden augustus en september dat we deze rode draad door ons levens soms heel sterk voelen. Na aanvankelijk misschien de draad kwijt te zijn geraakt lijkt het alsof het samensmelten van aardse en hemelse energie er voor gezorgd heeft dat we weer even een inkijkje kregen in het plan wat achter ons leven schuil gaat en we herinnerd werden aan essentiële dingen die we gedurende de loop van het jaar vergeten waren. Dit moment van herinneren valt samen met de periode van de eerste oogst in de natuur en beide geven ons een prille beloning voor het werk in de eerste helft van het jaar.
Het hernieuwde zicht op ons levenspad kan prettig zijn en sturend werken, maar kan ook confronterend zijn. Dit laatste is het geval als blijkt dat gestelde doelen niet gehaald zijn en grote wensen niet vervuld. De maand september wordt doorgaans gekenmerkt door reflectie en het maken van goede voornemens. Wat heb ik het afgelopen jaar goed en minder goed gedaan? Hoe ga ik dit het komende jaar anders en beter doen? De periode van reflectie komt tot een hoogtepunt rond Michaël en het resultaat er van spiegelt de tweede en doorgaans rijkste oogst die de natuur ons rond dezelfde periode biedt. Hoe goed of slecht die oogst is, fysiek en spiritueel, hangt dus grotendeels af van ons handelen in de eerste helft van het jaar.
Naast het aanbreken van een periode van spirituele reflectie gedurende de vroege herfst begint ook langzaam het proces van naar binnen gaan. We keren terug van vakantie, gaan weer naar school of aan het werk, pakken de draad van sport en hobby weer op. De aarde energie wordt teruggetrokken en dit wordt langzaamaan gereflecteerd in de vallende blaadjes in de periode tussen Michaël en Sint Maarten. Ook wij mensen maken het binnen weer gezellig. De tuinstoelen en barbecues gaan de schuur in en worden verruild voor een dekentje op de bank en de open haard.
Met Sint Maarten brengen we het licht symbolisch naar binnen in de aarde door een kaarsje aan te steken in een biet of knol. Waar we met Michaël een begin hebben gemaakt met de reflectie op onze individualiteit en eigen keuzen zien we met Sint Maarten hoe deze keuzes anderen beïnvloeden. We realiseren ons dat we voor een ander klaar moeten staan en als goed mens moeten leven om de transitie naar groei en ontwikkeling te kunnen maken. Sint Nicolaas verbeeldt eenzelfde soort thematiek, maar laat ook zien dat goed gedrag beloond zal worden wanneer het mensen-ik zo puur mogelijk is. Vervolmaking van de puurheid van onze intenties als individu vindt plaats gedurende Advent. In deze afwachtingsperiode van de geboorte van het licht en het bewustzijn komen we het diepste tot onszelf. Klaar om aan een nieuw cyclus te beginnen.
Lucifer en Sint Jan
Wie zich enigszins in de antroposofie heeft ingelezen kent het principe van balans in het leven tussen de invloeden van Lucifer en Ahriman. Luciferische invloeden zijn licht en brengen je als het waren buiten jezelf en in een staat van extase, dicht bij het spirituele. Ahrimanische invloeden zijn zwaar en gericht op zelfzucht en materialisme. Beide krachten zijn nodig om een balans te bereiken waarin wij mensen goed gedijen en spirituele vooruitgang kunnen boeken. Te veel van iedere kracht werkt negatief of zelfs destructief.
Bij het lezen van deze kenmerken van de Ahrimanische en Luciferische krachten wordt de link met de jaarcyclus misschien al duidelijk. Tijdens de periode van Sint Jan zijn we als mens in de wolken. De lucht is dun, vluchtig en zindert in de zomerzon. We zijn buiten onszelf, in extase en kunnen soms vergeten waar het in ons leven om draait. Dit is de hoogtij periode van Lucifer. Tijdens de periode rond Kerstmis is het omgekeerde aan de hand. We zijn diep in ons eigen binnenste gekropen en focussen op onze individualiteit. De reflecties van de herfst maken ons soms onzeker of boos en geven ons een zwaar gemoed. We zijn binnen en missen wat er om ons heen gebeurt. We focussen op onze ‘ik’ in een veilig afgebakende wereld. De winter is de tijd van Ahriman.
Wanneer deze negatieve en potentieel destructieve uitersten zo duidelijk zichtbaar zijn rond midzomer en midwinter dan betekent dat een staat van balans in het voorjaar en in de herfst, rond de feesten van Pasen en Michaël. Dit klopt ook wanneer men kijkt naar een van de thema’s rond Pasen, namelijk het bezit nemen van de kracht en het bewustzijn om onze levenstaak uit te voeren. Met andere woorden, rond Pasen zijn de omstandigheden het gunstigst om het plan tot uitvoer te brengen waarmee we incarneerden en om te doen wat we als mens moeten doen ten einde spirituele vooruitgang te boeken. Voor Michaël geldt dit ook omdat rond die tijd een staat bereikt is waarin de voor- en nadelen van ons handelen afgewogen kunnen worden en er dus inzicht is in de beste manier om onze levenstaak voort te zetten.
Sporen van het voorchristelijke in de viering van midzomer en Sint Jan
Zoals eerder aangegeven is er heel weinig bekend over de wijze waarop het midzomerfeest gevierd werd door onze voorouders. Zoals het geval is bij de meeste voorchristelijke feesten zal het element vuur ongetwijfeld een rol gespeeld hebben. Uit landen zoals Ierland en Duitsland is bekend dat vreugdevuren vaak op hoge punten in het landschap werden ontstoken. Het is mogelijk dat de naam ‘Litha’ een oud Germaans woord voor berghelling is, hoewel er ook weleens wordt geduid op de mogelijke verwijzing van de naam naar het woord ‘licht’. Aan het maken van vuren op hoge plaatsen wordt soms de uitleg verbonden dat mensen op die manier dichter bij de goden zouden zijn. Het is echter twijfelachtig of dit waar is. De vieringen van zonnewenden en eveningen waren hoogtijdagen waarbij verschillende groepen onderling contact maakten. Door het vuur op een hoog punt in het landschap te ontsteken is het in de wijde omtrek zichtbaar. Op deze manier wordt via de verschillende vreugdevuren een verbinding gecreëerd tussen naburige groepen in een bepaald gebied.
In nagenoeg alle landen waar er vandaag de dag nog aandacht wordt besteed aan de viering van midzomer speelt vuur een belangrijke rol. De meeste moderne vieringen worden gehouden op de avond van 21 juni, maar soms wordt ook 23 of 24 juni gekozen. De midzomertijd is daarmee een periode en niet per se een vast moment. In Ierland wordt midzomernacht ook wel bonfire night genoemd, of wel de nacht van de vreugdevuren. Er zijn vuren door het hele land, er is vuurwerk, eten, drinken en volop Keltische muziek. In Oostenrijk vindt jaarlijks een parade van schepen op de Donau plaats en wordt er vuurwerk afgestoken vanaf de bergtoppen. In Noorwegen worden grote vreugdevuren gebouwd en vinden schijnhuwelijken plaats. Deze symboliek van het huwelijk doet ons antroposofen denken aan de Pinksterbruid en bruidegom die geassocieerd worden met de vruchtbaarheidsfeesten van het voorjaar. In Denemarken is de viering van midzomer sterk beïnvloed door de Vikingen en zijn niet de heuvels maar juist de kustgebieden in trek. Je vindt de vreugdevuren vaak op stranden en langs meren. Een soortgelijke connectie tussen de midzomerviering en de zee zien we in Spanje waar ook vreugdevuren en vuurwerkshows op de stranden plaatsvinden. Het is mogelijk dat dit in het veelal katholieke Spanje verband houdt met de feestdag van Johannes de Doper. Het vuur staat voor de zon en midzomer en het water staat voor de doop.
Sint Jan op de vrijeschool
Op de vrijeschool is het Sint Jansfeest vaak een uitbundige bijeenkomst vol muziek, zang en dans. De hoofden worden versierd met bloemenkransen en indien nog toegestaan wordt er een vreugdevuur aangelegd. Traditiegetrouw wordt het Sint Jansvuur met fakkels aangestoken door de kinderen uit de hoogste klassen. Zij kunnen op deze lange avond de verantwoordelijkheid aan om voor het vuur te zorgen en de veiligheid te bewaken. Tegen het einde van de avond, wanneer de vlammen niet hoog meer zijn, kan er over het vuur gesprongen worden. Buiten de vrijeschooltraditie in Nederland en elders in Europa zien we dit gebruik ook nog terug bij de midzomervieringen in Letland en Estland.
De traditie van het springen over vuur gaat mogelijk terug naar de voorchristelijke periode. Er wordt aangenomen dat aan vuur een reinigende werking werd toegeschreven die negatieve energieën of kwade geesten verdreef. Tevens werkte het vuur beschermend. Kwade entiteiten die geassocieerd werden met de naderende donkere helft van het jaar werden door het vuurritueel op afstand gehouden. Om dezelfde reden werd ook vee in deze tijd van het jaar tussen twee vuren doorgeleid. Naast reiniging zou dit tevens de vruchtbaarheid voor het volgende jaar bevorderen.
Binnen de vrijeschooltraditie worden er ook verbindende krachten toegeschreven aan het Sint Jansvuur. Door er overheen te springen word je als het ware opgetild door de warm lucht en op die manier dichter bij het goddelijke gebracht. Samen springen met een geliefde of vriend zorgt dat de springers één worden. Dit versterkt de band die vervolgens beter bestand is tegen de turbulente herfstperiode. Het springen over vuur kan tevens gezien worden als een rite de passage. Het markeert een verandering, een nieuw begin.
Dit is uiteraard letterlijk zo, want we springen de tweede helft van het zonnejaar in terwijl de zon zelf over zijn hoogtepunt springt, maar ook figuurlijk, een sprong van het ene schooljaar in het andere bijvoorbeeld.
Bij de midzomerviering in Finland, maar vooral in Zweden speelt de meiboom een belangrijke rol. Wij noemen de meiboom naar de maand mei omdat hij in Nederland en ook bijvoorbeeld in Groot Brittannië verbonden is aan de vruchtbaarheidsfeesten van het voorjaar. In Zweden wordt de meiboom midsommarstång genoemd en vormt het epicentrum van de festiviteiten. De meiboom wordt liggend versierd met groen en linten waarna hij rechtop gezet wordt en het feest kan beginnen. Er volgt een avond en nacht vol eten en drinken, dans, bloemenkransen, gezellig samenzijn en het vinden van een geliefde.
Magisch
Van de midzomernacht wordt wel gezegd dat er een magische energie vanuit gaat welke de natuur doordringt. Het is dus bij uitstek de nacht om kruiden en medicinale planten te plukken, waaronder het Sint-Janskruid. Het dragen van bloemenkransen en de traditie van het versieren van de meiboom met groen zijn hier mogelijk ten dele van afgeleid. In Denemarken was het eens gebruikelijk om tijdens midzomer (Sankt Hans) vlierbloesem te bakken in boter en aan kinderen te serveren. Door de magische krachten in de vlier rond deze tijd van het jaar zouden zij een jaar lang geen koorts krijgen.
Uit dit beknopte overzicht van de viering van het midzomerfeest op verschillende plaatsen in Europa blijkt dat er verscheidene thema’s centraal staan. In de eerste plaats is dit de overgang, onder andere gesymboliseerd door het springen over vuur. In de tweede plaats is er de viering van vruchtbaarheid, liefde en verbondenheid, onder andere weerspiegeld in de schijnhuwelijken in Noorwegen, de paringsdansen rond de meiboom in Zweden en Finland en de samensmelting die optreedt wanneer er samen met een geliefde over het vuur gesprongen wordt. Op vrijescholen in Nederland en een aantal omringende landen past dit thema meer bij Pinksteren, wat nogmaals benadrukt dat bepaalde tradities en gebruiken op nationale of regionale schaal verschillend kunnen zijn. Een derde thema is de maximale energie, gesymboliseerd door de zonnekracht en weerspiegeld in de vele vuren. De relevantie van de energie in de natuur zien we ook terug in het idee van de magische krachten die verborgen liggen in de midzomernacht en in de uitbundigheid waarmee het midzomerfeest vaak gevierd wordt. Tot slot is er het thema van de reiniging. Het vuur heeft een reinigend effect en zo gaan we compleet gezuiverd de nieuwe fase van het jaar in. In de christelijke traditie is deze purificatie terug te vinden in het ritueel van de doop en dus eveneens gelinkt aan midzomer en de feestdag van Johannes de Doper.
De Johannesindividualiteit en de oude manier van geloven
Zoals het geval is voor veel hoofdpersonen uit de Bijbel gaat de tekst over de persoon, in dit geval Johannes, maar staat deze persoon eigenlijk symbool voor iets groters. Dit ‘groters’ duidt vaak op een invloed of een kracht die doorwerkt in verschillende incarnaties en/of vanuit de kosmos. In het geval van Johannes de Doper spreken we van de Johannesindividualiteit. Rudolf Steiner stelt dat de Johannesindividualiteit slecht te herkennen is in specifieke incarnaties. Dit bijvoorbeeld in tegenstelling tot de individualiteit van de aardsengel Michaël welke we duidelijk zien in ridder Joris. Rudolf Steiner noemt de Johannesindividualiteit ook wel de oer-Adam, wat betekent dat hij aan de basis zou staan van de gehele mensheid en ieder persoon dus een klein beetje van de individualiteit in zich heeft. Volgens Steiner is de Johannesindividualiteit ook te zien in het geestelijke wezen Elia welke een leidende rol speelt voor het Joodse volk.
De verschillende stadia van de Johannesindividualiteit zijn belangrijk omdat ze verwijzen naar de oude
manier van geloven. Wanneer we terugdenken aan de voorchristelijke mens en de driehoek tussen hemel, aarde en groepsgeest wordt duidelijk dat de Johannesindividualiteit symbool staat voor de collectiviteit en de top-down manier van geloven. De Johannesindividualiteit als oer-Adam staat aan de basis van de levenskracht van de gehele mensheid. Het wordt daardoor een ‘persoonlijkheid’ die op een voetstuk staat. De groep, in dit geval de mensheid, kijkt omhoog naar hem in afwachting van verlichting en leiderschap. In het geval van de Johannesindividualiteit als de Eliakracht geldt min of meer hetzelfde. Het Joodse volk kijkt collectief omhoog en ontvangt als groep sturing vanuit de geestelijke wereld.
De naam Johannes
De aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper werd vergezeld van een aanwijzing over de te kiezen naam. Dit was niet voor niets en de naam Johannes heeft dan ook een symbolische betekenis, namelijk ‘de door God begenadigde’. Johannes was dus door God uitverkoren voor een belangrijke taak. Een andere betekenis van de naam die soms genoemd wordt is Jo-(Jod)-Hannes, ofwel drager van het ‘ik’ of drager van de individualiteit. Hoewel het niet helemaal duidelijk is waar deze betekenis precies van afgeleid is kan wel worden gesteld dat hij zeer tekenend is voor de taak van Johannes de Doper. De betekenis ‘drager van het ik’ geeft een staat aan waarin je jezelf bewust bent geworden van je eigen individualiteit als mens. Dit staat dus in contrast met de collectiviteit of groepsidentiteit die we zien in de voorchristelijke periode. Namen die van Johannes of Johanna zijn afgeleid, zoals Hannes, Hans, Hanna en Anna missen het ‘Jo’ element en zijn dus als potentiële dragers nog op weg om de eigen individualiteit te vinden of te ontdekken. Dit is de reden waarom karakters met dergelijke namen vaak opduiken in sprookjes en daarin zonder het te beseffen een reis ondernemen van het ene stadium van zijn naar het andere. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan Hans uit Hans en Grietje.
Jezus als brenger van het individuele bewustzijn
Wie mijn stuk over Hemelvaartsdag heeft gelezen weet dat het leven van Jezus er op gericht was om God weer dichter bij de mens te brengen en de verbinding tussen mens en kosmos te helen en tastbaarder te maken. De bewerkstelliging hiervan geschiedde in verschillende stappen die gedurende de eerste helft van het jaar op diverse momenten gevierd en herdacht worden.
Met carnaval dragen we allemaal een vermomming en een masker. Dit symboliseert het feit dat wij onze eigen ‘ik’ of individualiteit niet kennen. We leven het aardse bestaan wat slechts een klein onderdeel is van wie wij werkelijk zijn. Ons wezen, in spirituele zin, is tijdens het aardse leven aan ons oog onttrokken.
Op Goede Vrijdag sterft Jezus aan het kruis. Dit is een fysieke dood. Het masker wordt afgezet en de ware Jezus, de Christus, wordt zichtbaar wanneer hij vanuit het aardse niveau het spirituele niveau bereikt. Alvorens dit te kunnen doen wordt gezegd dat Jezus na de kruisiging afdaalt in de diepste en donkerste gelederen van de hel om daar het licht te brengen. Dit is een metafoor die wij als mens op onszelf kunnen betrekken. Ieder mens heeft goed en kwaad in zich. Vaak echter hebben we er moeite mee om het kwaad in onszelf te onderkennen terwijl we trots zijn op het goede en dat graag willen laten zien. Je ware aard ligt in het midden, op de balans van goed en kwaad. Als je deze ware ik wilt leren kennen zul je dus eerst, naast de goede kanten ook de kwade kanten van jezelf moeten onderzoeken en begrijpen. In andere woorden, om het goede te begrijpen moet je ook het kwade kennen. Door het exploreren van goed en kwaad in onszelf ontstaat ruimte tussen de twee polen waarin ons ware spirituele zelf zich kan manifesteren.
Eenzelfde beeld is toepasbaar op Jezus gedurende Goede Vrijdag en Pasen. Hij sterft zijn fysieke dood aan het kruis, daalt af in de hel en leert zijn ware aard kennen. Door deze gebeurtenis kan hij door de
dood heen overgaan van een fysiek naar een spiritueel leven. Om deze ervaring met de mensheid te delen keert Jezus, nu Christus, terug op Paaszondag in een tijdelijk opstandingslichaam.
In de 40 dagen tussen Pasen en Hemelvaart is Christus op aarde in zijn opstandingslichaam en onderwijst hij de apostelen. Op Hemelvaartsdag voegt Christus zich bij de hemelse vader in de kosmische laag en tijdens dit proces strekt zijn etherkracht zich dusdanig uit dat het alles en iedereen op aarde omvat of binnendringt.
Doordat wij tijdens Hemelvaart deze universele groeikracht hebben ontvangen kan de verbinding tussen de mensheid en God hersteld worden. Omdat de christuskracht ons bewustzijn voor het goddelijke heeft heropend wordt het voor de mens mogelijk om met Pinksteren de heilige geest te ontvangen en hiervan doordrongen te raken. Deze goddelijke energie is een hoger bewustzijn en stelt ons in staat om de eigen individualiteit te ontdekken en weerspiegeld te zien in het goddelijke. In een voordracht uit 1908 beschrijft Rudolf Steiner dat we vanaf Pinksteren kunnen ervaren dat het eigen ik en de goddelijke vader één zijn.
Deze ervaring luidde een nieuw tijdperk in waarin we het goddelijke ook in onszelf konden zoeken en vinden in plaats van enkel in de kosmos. De mens moest niet langer naar boven kijken in afwachting van goddelijke sturing of begeleiding, maar deze hulp juist zoeken in het innerlijk weten van de eigen individualiteit. Het was als het ware de wekking van de intuïtie, van een innerlijke drijvende kracht waarop vertrouwd kon worden. Van top-down spiritualiteit ging men naar bottom-up spiritualiteit. In plaats van wachten op een teken van hogerhand kon vanuit het individu actief contact worden gezocht met het goddelijke in tijden van nood en verwarring door bijvoorbeeld gebed of meditatie.
Door het toegenomen belang van de individualiteit werd het collectief steeds minder belangrijk. Oude verbanden zoals de stammen en familielijnen waren door het individuele vertrouwen minder noodzakelijk en verdwenen op den duur grotendeels in de westerse wereld. Uiteraard was dit een lang proces wat in noordwest Europa tot in de Middeleeuwen duurde.
De rol van Johannes de Doper
Voorafgaand aan de grote overgang van het oude naar het nieuwe geloven die Jezus zou bewerkstelligen was het noodzakelijk dat het volk op de nieuwe tijd werd voorbereid. Dit was de taak van Johannes en zijn middel om hiervoor zorg te dragen was de doop. Johannes doopte mensen in de rivier de Jordaan en dat ging er minder zachtzinnig aan toe dan het dopen wat we gewend zijn van de meeste hedendaagse kerkelijke stromingen.
De doop bestond uit volledige onderdompeling en er wordt wel gezegd dat de dopeling dusdanig lang onderwater gehouden werd dat er een bijna-doodervaring ontstond. Tijdens dit proces ontvouwde zich voor de dopeling een terugblik op het aardse leven en dus het verleden. Door het overgangsritueel van de doop werd er gewezen op de toekomst die anders zou zijn dan het leven uit de voorchristelijke periode.
Uiteraard moet ook deze beschrijving van het doopsproces met enig voorbehoud benaderd worden omdat geen bewijs voor handen is. In ieder geval is het duidelijk dat de doop staat voor een overgang of transformatie. Naast een ‘rite de passage’ is de doop ook een reinigingsritueel. De dopeling wordt ontdaan van het oude en de ‘ik’ wordt gezuiverd voor de ontvangst van de christuskracht of Heilige Geest.
Midzomer en Sint Jan verbonden
Wanneer we de grote lijnen van de voorchristelijke midzomertradities naast de christelijke Sint-Janstradities leggen is het thema ‘overgang en verandering’ in beide evident. Aan de basis staat de letterlijke overgang van de lichte naar de donkere helft van het jaar, de zichtbare zonnewende die het natuurlijke ritme sterk beïnvloed. In het agrarisch jaar uit de voorchristelijke periode brengt de zomerzonnewende een overgang van de periode van vruchtbaarheid en groei naar de periode van oogst en afsterving. In ons mensen is dit de verandering van uitbundigheid naar inkeer, van groeien naar aftakelen, van actie naar reflectie. In relatie tot Sint Jan zien we dit prachtig terug. De periode tot Sint Jan staat garant voor levensenergie en groei als individu door het steeds sterker wordende licht van Jezus in onszelf. Op weg naar individualiteit volgen we als mensheid dit leidend licht. Na Sint Jan is Jezus niet fysiek meer aanwezig om ons te leiden maar moeten we vertrouwen op onze eigen individualiteit en op het innerlijke licht wat ons met Pinksteren geschonken werd. We zien dit proces terug in de jaarfeesten. Voor Sint Jan staan alle feesten in het teken van Jezus, licht en de spirituele ontwikkeling van de mensheid als een groep. Na Sint Jan staan alle jaarfeesten in het teken van onszelf, het naderende donker en de ontwikkeling van het individu door reflectie en purificatie van onze intenties en levensstijl.
In de voorchristelijke traditie bracht het vuur ons de reiniging die nodig was om te reflecteren op het voorbije groeiseizoen en om op een pure manier met de goden en natuurwezens in contact te treden om zo voorspoed af te smeken voor het komende jaar. In de Sint-Janstraditie wordt de reiniging verzorgd door het ritueel van de doop. Door de purificatie zijn we in staat om het goddelijke in ons te ontvangen en te herkennen en hiermee vol goede moed de donkere helft van het jaar in te gaan. In pure eerlijkheid kunnen we zo reflecteren, onszelf verbeteren als mens en waardig worden om Jezus en het licht weer tegemoet te treden in de kerstnacht.
Het thema liefde, vruchtbaarheid en verbondenheid komt in de voorchristelijke periode in de eerste plaats naar voren door de saamhorigheid die past bij de viering van midzomer. Door het maken van vuren op hoge plaatsen wordt een verbinding gemaakt tussen verschillende groepen. Het dansen rond vuren en meibomen brengt mensen tot elkaar en in sommige gevallen wordt tijdens deze feestavond actief gezocht naar een levenspartner. Door over het vuur te springen met een geliefd persoon smeed je een nog sterkere verbondenheid die bestand is tegen een stootje. In de christelijke traditie van Sint Jan uit de verbondenheid zich duidelijk in het begin van een vernieuwde en versterkte connectie tussen god en individu, tussen hemel en aarde. Johannes maakt het mogelijk dat de afstandelijke verbinding tussen een groep en een abstracte kosmische kracht overgaat in een persoonlijke relatie tussen het individu op aarde en Christus of God in zichzelf. Een kracht die liefdevol begeleidend zou moeten zijn in plaats van dwingend sturend.
Energie
Tot slot is er het thema van de maximale energie welke de wereld in een goudgele gloed hult wanneer de aardse energie zo ver is uitgezet dat aarde en kosmos samensmelten. In de voorchristelijke periode wordt de maximale energie herkent in alle bomen en planten die rond midzomer tot de hemel rijken. In de midzomernacht worden aan planten magische krachten toegeschreven en in sommige tradities ook aan dieren, natuurwezens of entiteiten. De zonnewarmte en energie wordt inzichtelijk gemaakt door middel van de vele vuren en de extase waarin er feest wordt gevierd. De energetische lading kan eenvoudig midzomerzotheid veroorzaken en hierop moeten wij mensen ons bedacht zijn. In de christelijke Sint-Janstraditie komen hemel en aarde ook samen op het moment dat de Heilige Geest over de mensheid wordt uitgestort. In de Bijbel wordt er gesproken over vlammen die branden op de hoofden van de apostelen. Deze metafoor staat in verbinding met de vuursymboliek van midzomer en verbeeldt de sterke energie die past bij deze gebeurtenis. Het goddelijke wordt in de mens gewekt en dus worden aarde en hemel onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hoewel dit dus al met Pinksteren gebeurt, is het enkel mogelijk door het werk van Johannes en daarmee is hij, samen met de Christus, de verpersoonlijking van die verbindende energie. Doordat we nu op onze innerlijke intuïtie en godskracht kunnen vertrouwen zou het makkelijker moet worden om tijdens de midzomerextase de rode draad van ons leven niet te verliezen. Aan ons mensen de taak om deze sterke innerlijke energetische stroom gaande te houden op weg naar individuele groei en persoonlijke reflectie onder aanmoediging van de heiligen van de herfst.
Een warme en stralende Sint Jan en zonnewende gewenst!
© T. M. van Tongeren, 2021
Niets uit deze tekst mag worden vermenigvuldigd, verspreidt of openbaargemaakt gemaakt zonder der voorafgaande toestemming van de auteur.