De legende van Sint Maarten
Dit verhaal kan je hier luisteren.
Sttt, wees stil......... Hoor je daar in de verte het getrappel van paardenhoeven?
Het is een dag in november. Loodzware grijze wolken bedekken de hemel en een ijzige wind blaast de laatste dorre bladeren van de bomen en laat ze in eindeloze cirkels over de koude aarde tollen. Door een dichtbebost woud rijdt over kronkelige paadjes een groepje jonge mannen op statige paarden. Het is een groep jonge soldaten van het Romeinse leger. Onder hen is ook legerofficier Maarten. Zijn gezicht is schraal van de kou en zijn ogen zijn strak gericht op de verte op zoek naar de eerste tekenen van de stad. Maarten heeft zijn diep rode mantel van zachte wol dicht om zich heen geslagen. De mantel omhult hem warm. De soldaten moeten zich haasten om een rustplaats te bereiken voor het donker wordt.
Er lijkt bijna geen einde te komen aan de gestaltes van ontelbare kale bomen langs de weg, als in de verte opeens de stad Amiens opdoemt. Bij het bereiken van de stadsmuren is de stadspoort gelukkig nog open. Terwijl de makkers van Maarten de stad al binnenrijden, blijft opeens het paard van Maarten stil staan. De officier spreekt zijn paard liefdevol toe en klopt het bemoedigend op de hals. Dan pas ziet hij dat in de nis van de stadsmuur een arme man zit. De man, gehuld in lompen en bibberend van de kou, probeert te schuilen voor het bare weer.
Dan draait de arme man zich om en ziet nu ook Maarten staan. Hij loopt schoorvoetend richting het paard met zijn statige ruiter. Nederig steekt hij zijn hand op en vraagt zachtjes om een aalmoes.
Heer, ik heb het zo erbarmelijk koud en heb zo’n vreselijke honger, kunt u mij helpen?
Maarten, hoog op zijn paard gezeten, krijgt medelij met de man, maar heeft geen geld en geen brood meer om weg te geven. Toch wil hij helpen en trekt daarom daadkrachtig zijn zwaard uit de schee en snijdt daarmee zonder aarzelen zijn warmende mantel in twee. De ene helft slaat hij om de rillende schouders van de bedelaar en de andere helft houdt hij zelf.
Nog voordat de bedelaar zich kan bedanken voor de geschonken mantelhelft, heeft Maarten zijn paard de sporen gegeven en galoppeert zijn makkers achterna de stad in.
In een herberg in de stad vindt Maarten zijn kameraden. Ze zitten samen met rode wangen aan een lange tafel gevuld met het heerlijkste eten. Ze drinken samen en lachen om smakelijke grappen. Bij binnenkomst van Maarten verstommen de gesprekken als ze zien dat Maarten nog maar de helft van zijn statige officiersmantel draag. Wat is er gebeurd? Je hebt toch niet een stuk van de mantel weggegeven aan een bedelaar?
Natuurlijk heb ik dat gedaan, zegt Maarten. Ik heb hetzelfde gedaan wat ik ook voor mijn dierbaren zou doen.'
Die nacht droomt Maarten over een stralende verschijning die zijn hele kamer verlicht. Dan hoort hij een stem. Het is de bedelaar met de helft van de mantel om zijn schouders die dankbaar tot hem spreekt. Ik ben het Maarten, ik ben de lieve god.
Die droom maakt zo'n diepe indruk op Maarten dat hij zich laat dopen en zo gauw als hij maar kan uit de dienst van de keizer treed. Vanaf nu wil hij zijn leven alleen nog maar in dienst stellen van goedheid, liefde en de zorg voor mensen.
Klik hier om terug te gaan naar Verhalen - Een jaar rond