Sinterklaas Advent

Sinterklaas en de eerste advent

"Een klein meisje zette eens haar schoentje onder de schoorsteen, want over een paar dagen zou het Sinterklaasavond zijn. Ze wist niet wat ze wel verlangen zou om er in te krijgen en daar dacht ze zelfs helemaal niet aan. Ze dacht alleen aan Sint Nicolaas zelf, van wie haar ouders haar zoveel hadden verteld en van wie al haar dromen en gedachten vervuld waren.

Ze dacht niet anders dan aan de oude bisschop, die op zijn schimmel daarboven over de daken reed en die door de schoorsteen in de huizen kwam, om zijn gaven aan de kinderen te brengen. Die wereld van de daken was voor het meisje al halverwege de hemel, en uit die hoge wereld zou Sint Nicolaas komen.

Maar ook aan het paard moest worden gedacht en de moeder van het meisje had haar een flink stuk brood gegeven om in haar schoentje te leggen, zodat de schimmel iets om te eten zou vinden. Daarna haalde het meisje zelf nog een bakje met water dat ze ernaast zette, zodat het paard ook drinken kon als het dorst had. Toen dit alles klaar was, zong ze met haar vader en moeder een paar mooie Sint-Nicolaasliedjes bij de schoorsteen, en vol van haar heerlijke verwachtingen werd zij naar bed gebracht.

Nu droomde zij nog veel meer van Sint Nicolaas, dan zij de hele dag al had gedaan. Zij droomde dat de heilige door de schoorsteen in de kamer kwam en toen hij zag, hoe goed het meisje voor zijn paard had gezorgd, legde hij een hart van suiker in haar schoentje. Toen ging hij met zijn schimmel weer omhoog.

Maar het meisje droomde verder. Ze droomde zo mooi, dat al dromende haar eigen hart openging. Het ging even wijd open als zij haar schoentje had opengezet. En zie, daar ging haar droom uit haar hart omhoog. Hij ging mee met Sint Nicolaas op zijn schimmel over de daken en... toen naar de hemel.

Heel, heel hoog ging het in de hemel. En daar, hoog boven de wolken, tussen de zon en de maan, daar zagen zij een jonge vrouw in een blauwe mantel, die langzaam liep over de sterren en die een heel jong kindje in de armen droeg. Dat was Moeder Maria, die het kerstkindje droeg, waarmee ze in de naderende kersttijd weer op aarde wilde komen. En toen Maria Sint Nicolaas aan zag komen, met de droom van het meisje bij zich op zijn schimmel, keek zij omlaag, en daar zag zij het meisje zelf in haar bedje liggen slapen. En toen Maria zag hoe wijd het hart van het meisje naar de hemel openstond, nam zij iets van het morgenrood uit het hart van haar kindje en vroeg Sint Nicolaas dit te willen leggen in het hart van het meisje daar beneden. Sint Nicolaas nam deze hartegave van het kerstkind dankbaar voor het meisje aan en keerde toen met haar droom terug naar de aarde.

De volgende morgen, toen Sint Nicolaas alweer in Spanje was en de droom in het meisje was teruggekeerd, ontwaakte zij.

Vol spanning ging zij naar beneden.

Hoe zou het bij de schoorsteen zijn?

Zie, het kommetje was leeggedronken en het brood in haar schoentje was verdwenen. In plaats daarvan lag er een hart van suiker in. Het was dus echt waar, dat Sint Nicolaas gekomen was...

Maar daar was nog iets wonderlijks, dat het meisje eerst nog niet had gezien. Het hart van suiker glansde... Het lichtte met een glans, die het meisje nog nooit eerder aan suikergoed had gezien. Het hart verspreidde een licht van rode rozen, zoals men dat soms kan zien als de zon opgaat. Het meisje riep haar vader en moeder en toonde vol blijdschap het lichtende geschenk. Haar ouders vonden het hart prachtig, maar de glans konden zij niet zien. Het meisje verzekerde hun, dat het hart werkelijk glansde, maar zij wist niet, dat deze glans het morgenrood was dat in haar eigen hart lag en dat Sint Nicolaas daar voor Maria uit het hart van het Christuskind in had mogen leggen.

Sinds die nacht gebeurde het vaak dat het meisje iets om zich heen zag glanzen als het morgenrood, en dat andere mensen die glans niet konden zien.

 

Klik hier om terug te gaan naar Verhalen - Een jaar rond