Geboorte verhaal kleine engel

De aardereis van de kleine engel

Dit verhaal kan je hier luisteren.

Er was eens een kleine engel, die over de rand van de hemelwei naar beneden naar de aarde keek. Daar zag het de prachtigste bergen en dalen, rivieren die zich erdoorheen slingerden, schitterende stenen en glanzende kristallen. Het rende naar de grote engel Gabriël en zei: “Ooh, ik wil zooo graag naar de aarde! Wat is het daar mooi met al die glanzende stenen en kristallen, en dat glinsterende water! Ik wil dat van dichtbij bekijken!” Maar de grote engel zei: “Wacht nog even, het is nog te vroeg.” 

Enige tijd later keek de kleine engel weer over de rand van de hemelwei naar beneden en nu zag het de prachtigste bomen, schitterende bloemen in alle kleuren van de regenboog, grote weides met frisgroen gras en heerlijk zoete vruchten die overal groeiden. Het rende weer naar de grote engel Gabriël en zei: “Ooh, ik wil zooo graag naar de aarde! Nu zag ik de bomen en de planten, de bloemen en de vruchten! Ik wil er naartoe, en daar spelen en de vruchten proeven!” Maar de grote engel zei: “Wacht nog even, het is nog te vroeg.” 

Enige tijd later keek de kleine engel weer over de rand van de hemelwei naar beneden en nu zag het allerlei dieren lopen, vogels door de lucht vliegen en de vissen springen in het heldere water. Het rende weer naar de grote engel Gabriël en zei: “Ooh, ik wil zooo graag naar de aarde! Ik zag de dieren die rondlopen, langzaam en snel, de vogels in de lucht en de vissen op het water! Wat zou ik graag van dichtbij naar ze kijken! Ik wil de zachte dieren aaien, ik wil zwemmen met de vissen, ik wil in het gras liggen en naar de vogels kijken! Maar de grote engel zei: “Wacht nog even, het is nog te vroeg.” 

Enige tijd later keek de kleine engel weer over de rand van de hemelwei naar beneden en nu zag het iets heel bijzonders: Het zag een huis en in dat huis zag het een vader en een moeder die samen een kamertje klaarmaakten. Het was zo’n gezellig kamertje, en er stond een prachtig wiegje klaar, met zachte gordijntjes, en de moeder en de vader omhelsden elkaar en legden zo liefdevol de dekentjes in dat fijne bedje… Nog nooit was de kleine engel zó snel naar de grote engel Gabriël gerend: “Ik wil NU naar de aarde! Ik heb zo’n lieve moeder en vader gezien, dáár wil ik heen! NU!!” 

De grote engel keek met een zachte glimlach op de kleine engel neer en zei: “Goed. Je mag nu naar de aarde. Maar op de aarde kun je je vleugels niet gebruiken. Geef die maar aan mij, ik zal ze voor je bewaren. Als je leven op aarde voorbij is, kom je naar ons terug. We kijken naar je uit. En als je weer terugkomt, zal ik je je vleugels teruggeven. Stap nu maar op de grote regenboogbrug, die leidt je naar de aarde, naar je nieuwe huis. Als je de weg niet kunt vinden, zullen de zon en de maan en alle sterren je helpen op je weg naar de aarde. Ik zal een stukje met je meelopen, maar dan moet je de weg verder alleen afleggen. Je zult ons op aarde vergeten, maar wij zullen er altijd zijn.” De grote engel nam de vleugels van de kleine engel en borg ze zorgvuldig op. 

Toen nam hij de kleine engel bij de hand en bracht hem naar de regenboogbrug. Daar draaide hij de kleine engel met het gezicht naar beneden, naar de aarde, zodat het kon zien waar het heen moest gaan. “Daar ga je heen,” zei hij zacht. “Volg de brug maar, je komt er vanzelf. De zon, de maan en de sterren zullen je de weg wijzen.” Toen voelde de kleine engel hoe de grote engel zijn vinger op de lippen van de kleine engel legde en hij zei: “Op aarde zul je niet van ons kunnen vertellen, want je zult ons vergeten zijn. Maar wij zijn er altijd en zullen op je wachten tot je terugkeert.” De kleine engel zag toen alleen nog maar de prachtige regenboogbrug en in de verte het huis waar het heen wilde. 

En nu droegen de kleine voetjes onze kleine engel naar de aarde. Het was vergeten waar het vandaan kwam. Het wist alleen waar het heen wilde. Onderaan de brug was het zó moe van de lange reis, dat het ging liggen en in slaap viel. De kleine engel werd wakker als een pasgeboren mensenkind, en het lag in de heerlijke zachte wieg. Liefdevol tilde de moeder hem eruit en aaide hem over zijn zachte wangetjes. “Kijk,” zei ze tegen de vader, “zie je hoe het kindje een klein kuiltje op zijn bovenlip heeft? Alsof iemand daar zijn vinger heeft neergelegd”.

 

Klik hier om terug te gaan naar Verhalen en boeken - Een jaar rond.

Luister hier het verhaal