En nog een pannenkoek
Dit verhaal luisteren, scroll naar beneden.
Er was eens een grootmoeder, die voor haar man een lekkere dikke pannenkoek wilde bakken. Ze haalde meel, eieren, boter, suiker en room te voorschijn en deed alles in een kom. Ze roerde en roerde, tot ze een stevig beslag had gekregen. Grootvader stopte hout in de kachel, stak het aan en zei: “Grootmoeder, de kachel is heet genoeg.” Toen goot grootmoeder het beslag in de koekepan en zette die op de kachel. De pannenkoek deed “ploep, ploep”, begon te rijzen en werd goudbruin.
Grootvader kreeg er al veel zin in en grootmoeder zei: “Deze pannenkoek wordt erg lekker, hij is bijna klaar. Ik draai hem nog even om.” Maar nadat ze dat gedaan had en de pan weer op de kachel terug wilde zetten, sprong de pannenkoek plotseling boven op de grote vork, toen op de kachelplaat en toen op de grond.
Voordat grootvader hem kon pakken rolde hij door de open deur naar buiten. Grootmoeder met de vork en grootvader met de lepel liepen er achteraan. Maar de pannenkoek was vlugger en ze konden hem niet inhalen. ‘Rollen, rollen, rollen’, deed hij, het straatje uit en het veld in.
Daar kwam een haasje aangesprongen. Dat riep: “Halt, pannenkoek! Ik wil je opeten!” “Ach, doe dat niet”, zei de pannenkoek. “Ik ken een mooi liedje, dat zal ik voor je zingen:
Room, bloem en suiker
Een ei of tien
In boter gebakken
Dat kun je wel zien
Ik liep weg van huis
Na een sprong uit de pan
Er is dan ook niemand
Die mij pakken kan
Grootmoeder riep
Grootvader liep
Wou jij het proberen
Mijn beste haas
Ik rol veel vlugger
Je bent een dwaas.”
En de dikke vette pannenkoek rolde langs de haas het bos in. Daar kwam hij de wolf tegen, die gromde: “Halt pannenkoek! Ik wil je opeten!” “Ach, doe dat niet”, zei de pannenkoek. “Ik ken een mooi liedje, dat zal ik voor je zingen:
Room, bloem en suiker
Een ei of tien
In boter gebakken
Dat kun je wel zien
Ik liep weg van huis
Na een sprong uit de pan
Er is dan ook niemand
Die mij pakken kan
Grootmoeder riep
Grootvader liep
Haas was een dwaas
Wou jij het proberen
Je moet nog veel leren.”
En de dikke vette pannenkoek rolde dieper het bos in. Toen kwam hij de beer tegen en die bromde: “Halt pannenkoek! Ik wil je opeten!” “Ach, doe dat niet”, zei de pannenkoek. “Ik ken een mooi liedje, dat zal ik voor je zingen:
Room, bloem en suiker
Een ei of tien
In boter gebakken
Dat kun je wel zien
Ik liep weg van huis
Na een sprong uit de pan
Er is dan ook niemand
Die mij pakken kan
Grootmoeder riep
Grootvader liep
Haas was een dwaas
Wolf wou het proberen
Hij moest nog veel leren
Jij kunt beter zwijgen
Want je kunt me niet krijgen.”
En de dikke vette pannenkoek rolde het bos weer uit. Net kwam de vos eraan, die riep: “Halt pannenkoek! Ik wil je opeten!” “Ach, doe dat niet”, zei de pannenkoek. “Ik ken een mooi liedje, dat zal ik voor je zingen:
Room, bloem en suiker
Een ei of tien
In boter gebakken
Dat kun je wel zien
Ik liep weg van huis
Na een sprong uit de pan
Er is dan ook niemand
Die mij pakken kan
Grootmoeder riep
Grootvader liep
Haas was een dwaas
Wolf wou het proberen
Hij moest nog veel leren
Beer zou me niet krijgen
En kon beter zwijgen
Nu wil jij het dus weten
Hoe je me op gaat eten.”
“Lieve pannenkoek”, zei de vos, “in ieder geval bedankt voor je mooie liedje. Het is echt een alleraardigst liedje, al heb ik het, jammer genoeg, omdat ik zo doof ben niet helemaal verstaan. Kom nog iets dichterbij en ga op mijn snuit zitten, dan kan ik het helemaal goed horen.”
En heus, de pannenkoek ging op de snuit van de vos zitten. Toen hij begon te zingen, zei de vos “Hap” en at de dikke, vette, bruine, verwaande, domme pannenkoek op.
En dat was het einde van de reis van de pannenkoek.
Klik hier om terug te gaan naar Verhalen - Een jaar rond